Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 november 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesarbeitsgericht - Duitsland) – Stadt Wuppertal / Maria Elisabeth Bauer (C‑569/16), Volker Willmeroth, als eigenaar van TWI Technische Wartung und Instandsetzung Volker Willmeroth eK / Martina Broßonn (C‑570/16)

(Gevoegde zaken C-569/16 en 570/16)1

(Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Organisatie van de arbeidstijd – Richtlijn 2003/88/EG – Artikel 7 – Recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon – Dienstverband dat eindigt door het overlijden van de werknemer – Nationale regeling die eraan in de weg staat dat aan de rechtsopvolgers van de werknemer een financiële vergoeding wordt betaald voor de door die werknemer niet-opgenomen jaarlijkse vakantie met behoud van loon – Verplichting tot conforme uitlegging van het nationale recht – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 31, lid 2 – Inroepbaarheid in een geschil tussen particulieren)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesarbeitsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Stadt Wuppertal (C‑569/16), Volker Willmeroth, als eigenaar van TWI Technische Wartung und Instandsetzung Volker Willmeroth eK (C‑570/16)

Verwerende partijen: Maria Elisabeth Bauer (C‑569/16), Martina Broßonn (C‑570/16)

Dictum

Artikel 7 van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd en artikel 31, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling als die in de hoofdgedingen volgens welke, in geval van beëindiging van het dienstverband door het overlijden van de werknemer, het krachtens die bepalingen verworven recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon die de werknemer vóór zijn overlijden niet heeft opgenomen, vervalt, zonder dat er een recht op een financiële vergoeding voor die vakantie kan ontstaan dat via erfopvolging kan overgaan op de rechtsopvolgers van de werknemer.

Ingeval een nationale regeling als die in de hoofdgedingen niet in overeenstemming met artikel 7 van richtlijn 2003/88 en artikel 31, lid 2, van het Handvest van de grondrechten kan worden uitgelegd, moet de nationale rechter aan wie een geschil tussen de rechtsopvolger van een overleden werknemer en de vroegere werkgever van die werknemer is voorgelegd, die nationale regeling buiten toepassing laten en erop toezien dat die rechtsopvolger van de betrokken werkgever een financiële vergoeding verkrijgt voor de jaarlijkse vakantie met behoud van loon die op grond van die bepalingen is verworven maar die door de werknemer niet werd opgenomen vóór zijn overlijden. Deze verplichting vloeit voor de nationale rechter voort uit artikel 7 van richtlijn 2003/88 en artikel 31, lid 2, van het Handvest wanneer het gaat om een geding tussen een dergelijke rechtsopvolger en een werkgever die een openbare autoriteit is, en uit artikel 31, lid 2, van het Handvest wanneer het gaat om een geding waarin de rechtsopvolger opkomt tegen een werkgever die de hoedanigheid van particulier heeft.

____________

1 PB C 53 van 20.2.2017.