BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET GERECHT
12 september 2013 (1)
„Rechtsbijstand”
In zaak T-325/13 AJ,
FY, wonende te Desselgem (België),
verzoekende partij,
tegen
Koninkrijk België
en
Europese Commissie,
verwerende partijen,
betreffende een verzoek om rechtsbijstand op grond van artikel 95 van het Reglement voor de procesvoering,
geeft
DE PRESIDENT VAN HET GERECHT
de navolgende
Beschikking
Gelet op artikel 94, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering,
Gelet op artikel 96, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering,
Gelet op het verzoek om rechtsbijstand, ingediend ter griffie van het Gerecht op 13 juni 2013,
Gelet op de brief van verzoekende partij, ingediend ter griffie van het Gerecht op 27 juni 2013,
Gelet op de rechtsvordering waarvoor om rechtsbijstand wordt verzocht, zoals die in het formulier voor het indienen van een verzoek om rechtsbijstand is beschreven,
Aangezien het Gerecht niet bevoegd is om kennis te nemen van een beroep van een natuurlijke persoon tegen een lidstaat,
Aangezien het Gerecht niet bevoegd is om beslissingen van de nationale rechterlijke instanties te toetsen en evenmin om uitspraak te doen over de rechtmatigheid van besluiten, bepalingen of handelingen van nationale autoriteiten,
Aangezien de in artikel 265 VWEU gestelde voorwaarden voor de ontvankelijkheid van een beroep wegens nalaten niet zijn vervuld wanneer de verwerende instelling niet vooraf tot handelen is uitgenodigd,
Aangezien de voorgenomen rechtsvordering derhalve kennelijk niet-ontvankelijk is,
DE PRESIDENT VAN HET GERECHT
beschikt:
Het verzoek om rechtsbijstand in zaak T-325/13 AJ wordt afgewezen.
Luxemburg, 12 september 2012.
De griffier De president
E. Coulon M. Jaeger