Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Dioikitiko Dikastirio Diethnous Prostasias (Cyprus) op 18 juli 2023 – K.A.M./Republiek Cyprus

(Zaak C-454/23, K.A.M.)

Procestaal: Grieks

Verwijzende rechter

Dioikitiko Dikastirio Diethnous Prostasias

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: K.A.M.

Verwerende partij: Republiek Cyprus

Prejudiciële vragen

Kan artikel 14, lid 4, onder a), van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) 1 , volgens hetwelk de vluchtelingenstatus kan worden ingetrokken wanneer er goede redenen bestaan om de vluchteling te beschouwen als een gevaar voor de veiligheid van de bescherming verlenende staat, in het licht van artikel 78, lid 1, VWEU, het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen en artikel 18 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie betreffende het asielrecht, aldus worden uitgelegd dat het toestaat dat de vluchtelingenstatus wordt ingetrokken op grond van gedragingen in het verleden of vermeende daden die de vluchteling heeft gesteld voordat hij de bescherming verlenende staat binnenkwam, die zich hebben voorgedaan buiten die staat en die niet vallen onder de gedragingen die een reden zijn voor uitsluiting van de vluchtelingenstatus, gelet op artikel 1F van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen en artikel 12 van richtlijn 2011/95 betreffende uitsluiting, waarin de redenen voor uitsluiting van een persoon van de vluchtelingenstatus limitatief zijn opgesomd?

Indien [de eerste vraag] bevestigend wordt beantwoord: is artikel 14, lid 4, onder a), bij die uitlegging verenigbaar met artikel 18 van het Handvest en met artikel 78, lid 1, VWEU, volgens welke met name het afgeleide Unierecht in overeenstemming moet zijn met het Verdrag van Genève, waarbij de uitsluitingsclausule die is vastgesteld in artikel 1F van dit Verdrag uitputtend is geformuleerd en restrictief moet worden uitgelegd?

Hoe moet het begrip „gevaar voor de veiligheid van de lidstaat” in het kader van de toepassing van artikel 14, lid 4, onder a), van richtlijn 2011/95/EU worden uitgelegd, gelet op de bijzonder hoge standaard die voor dit begrip is vastgesteld in artikel 33, lid 2, van het Verdrag van Genève en de ernstige gevolgen voor de vluchteling wiens status wordt ingetrokken, en kan met name op grond van dit artikel een beoordeling van het gevaar plaatsvinden in verband met vermeende daden of gedragingen die zich voorafgaand aan de binnenkomst in de bescherming verlenende staat hebben voorgedaan? Kan het begrip „gevaar voor de veiligheid van de lidstaat” in het kader van de toepassing van artikel 14, lid 4, onder a), van richtlijn 2011/95/EU betrekking hebben op daden of gedragingen van de vluchteling die zich buiten die staat hebben voorgedaan?

____________

1 PB 2011, L 337, blz. 9.