Language of document :

Beroep ingesteld op 9 mei 2008 - infeurope SA / Commissie

(Zaak T-176/08)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: infeurope SA (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: O. Mader, lawyer)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

te verklaren dat de Europese Commissie heeft nagelaten de beslissing tot gunning van de raamovereenkomsten in het kader van aanbestedingsprocedure AO/042/05 van het BHIM voor softwareonderhoud te vernietigen;

te verklaren dat de Europese Commissie heeft nagelaten de specifieke overeenkomsten die in het kader van bedoelde raamovereenkomsten zijn gesloten te beëindigen;

de Europese Commissie te gelasten aan verzoekster te betalen het bedrag van 37 002 EUR vermeerderd met 4 % rente over het bedrag van 31 650 EUR vanaf 29 augustus 2006, vermeerderd met 4 % rente over het bedrag van 3 650 EUR vanaf 3 december 2007, vermeerderd met 4 % rente over het bedrag van 1 702 EUR vanaf 3 mei 2008; respectievelijk 8 % rente over het bedrag van 37 002 EUR vanaf de datum van het arrest;

de Europese Commissie te gelasten aan verzoekster te betalen het bedrag van 1 209 037 EUR vermeerderd met 4 % rente over bedoeld bedrag vanaf 3 mei 2008, respectievelijk 8 % rente over bedoeld bedrag vanaf de datum van het arrest;

de Europese Commissie te gelasten bepaalde documenten ter zake van de procedure voor de beoordeling van de inschrijvingen over te leggen;

de Europese Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vraagt om een verklaring dat de Commissie heeft nagelaten de door het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) genomen beslissing tot gunning van meerdere raamovereenkomsten voor de levering van IT-onderhoudsdiensten in het kader van aanbestedingsprocedure AO/042/05 "E-Alicante: softwareonderhoud van de bedrijfssystemen van de kernactiviteiten van het BHIM (beheer en registratie van merken en modellen)"1 te vernietigen en dat zij heeft nagelaten de daarmee overeenstemmende specifieke overeenkomsten die in dat raamwerk zijn gesloten te beëindigen.

Verzoekster betoogt dat de aanbestedingsprocedure en de tenuitvoerlegging van de specifieke overeenkomsten die in het vervolg op de aanbesteding zijn gesloten een aantal ernstige gebreken vertonen, zoals: onregelmatige gunningcriteria, onjuiste samenstelling van het beoordelingscomité, het feit dat de overeenkomsten zijn gegund na afloop van de geldigheidsduur van de inschrijvingen en dat het BHIM heeft ingestemd met verschillende aanzienlijke wijzigingen in de bepalingen van de specifieke overeenkomsten.

Verzoekster betoogt dat het BHIM, als aanbestedende dienst, in strijd heeft gehandeld met de beginselen van gelijke behandeling, transparantie en behoorlijk bestuur en misbruik heeft gemaakt van het instrument van raamovereenkomsten. Het heeft voorts een aantal bepalingen van het Financieel Reglement geschonden.2

Verzoekster betoogt dat de Commissie, als toezichthouder van het BHIM3, heeft nagelaten gepaste actie tegen deze schendingen te ondernemen. Verzoekster meent dat de discretionaire bevoegdheid van de Commissie om al of niet actie te ondernemen tegen schendingen van het recht en deze in een rechtmatige situatie om te zetten, nihil is en dat er dus een verplichting tot handelen was.

Verzoekster vordert bovendien vergoeding van de schade die zij als gevolg van de onregelmatigheden in genoemde aanbestedingsprocedure en de daarop volgende tenuitvoerlegging heeft geleden.

____________

1 - PB 2006 S 135-144019

2 - Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, PB 2002 L 248, blz. 1.

3 - Artikel VI.4.2 van de aankondiging van de opdracht, betreffende het instellen van beroep, verwijst naar artikel 118 van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994 L 11, blz. 1), dat bepaalt: "De zaak moet binnen een maand na de dag dat de betrokkene kennis van de bestreden handeling heeft gekregen, aan de Commissie worden voorgelegd."