Language of document :

Beroep ingesteld op 28 oktober 2011 - Anbouba / Raad

(Zaak T-563/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Issam Anbouba (Homs, Syrië) (vertegenwoordigers: M.-A. Bastin en J.-M. Salva, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het onderhavige verzoekschrift in al zijn onderdelen ontvankelijk verklaren;

alle middelen daarvan toewijzen;

verklaren dat de bestreden handelingen gedeeltelijk nietig kunnen worden verklaard aangezien het nietig te verklaren deel van de rest van de handeling kan worden gescheiden;

bijgevolg:

besluit 2011/522/GBVB van de Raad van 2 september 2011, besluit 2011/628/GBVB van de Raad van 23 september 2011 houdende wijziging van besluit 2011/273/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië alsook verordening (EU) nr. 878/2011 van de Raad van 2 september 2011 tot wijziging van verordening (EU) nr. 442/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië gedeeltelijk nietig verklaren door de vermelding van Issam ANBOUBA en de referenties daarbij als steunverlener aan het huidige regime in Syrië te schrappen;

subsidiair, besluit 2011/522/GBVB van de Raad van 2 september 2011, besluit 2011/628/GBVB van de Raad van 23 september 2011 houdende wijziging van besluit 2011/273/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië alsook verordening (EU) nr. 878/2011 van de Raad van 2 september 2011 tot wijziging van verordening (EU) nr. 442/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië nietig verklaren;

meer subsidiair, verklaren dat deze besluiten en deze verordening niet van toepassing zijn op Issam ANBOUBA en gelasten dat zijn naam en de referenties daarbij worden weggelaten uit de lijst van personen die voorwerp zijn van de sanctiemaatregelen van de Europese Unie;

de Raad veroordelen tot betaling van één EUR voorlopige schadevergoeding ter vergoeding van de immateriële en materiële schade die is geleden als gevolg van de aanwijzing van Issam ANBOUBA als steunverlener aan het huidige regime in Syrië;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan:

in de eerste plaats schending van de onschuldpresumptie die wordt gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en bij artikel 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en

in de tweede plaats een kennelijk beoordelingsfout, aangezien de beschuldigingen aan het adres van verzoeker niet gesteund zijn op objectieve feiten, maar op eenvoudige beweringen die verband houden met zijn sociale positie als zakenman.

Tweede middel, dat uiteen valt in vier onderdelen, ontleend aan schending van de rechten van de verdediging en het recht op een eerlijk proces, de motiveringsplicht, het recht op een privéleven en aantasting van de godsdienstvrijheid, aangezien:

aan verzoeker geen enkel bewijs of ernstige aanwijzingen zijn medegedeeld die zouden kunnen leiden tot zijn inschrijving op de lijst van personen ten aanzien van wie sancties zijn vastgesteld en hij niet vóór de vaststelling van de bestreden handelingen is gehoord;

verweerder zich ertoe heeft beperkt een zeer algemene en geenszins met redenen omklede formulering te hanteren in de bestreden handelingen, toen hij beperkende maatregelen ten aanzien van verzoeker vaststelde;

de vaststelling van beperkende maatregelen ten aanzien van verzoeker aanleiding heeft gegeven tot heftige reacties en bedreigingen van de zijde van personen of groeperingen van slachtoffers van de Syrische repressie, waarbij verzoeker zich na de bestreden handelingen heeft aangesloten;

de werkelijke reden voor de vaststelling van beperkende maatregelen ten aanzien van verzoeker een religieuze is.

____________