Language of document :

Mededeling in het PB

 

ARREST VAN HET HOF

(Vijfde kamer)

van 21 maart 2002

in zaak C-174/00 (verzoek van de Hoge Raad der Nederlanden om een prejudiciële beslissing): Kennemer Golf & Country Club tegen Staatssecretaris van Financiën (1)

("Zesde BTW-richtlijn ( Artikel 13, A, lid 1, sub m ( Vrijgestelde handelingen ( Diensten in verband met sportbeoefening ( Instelling zonder winstoogmerk")

(Procestaal: Nederlands)

In zaak C-174/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige geding tussen Kennemer Golf & Country Club en Staatssecretaris van Financiën, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 13, A, lid 1, sub m, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting ( Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1), heeft het Hof (Vijfde kamer), samengesteld als volgt: P. Jann (rapporteur), kamerpresident, S. von Bahr en C. W. A. Timmermans, rechters; advocaat-generaal: F. G. Jacobs; griffier: L. Hewlett, administrateur, op 21 maart 2002 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

1)Artikel 13, A, lid 1, sub m, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting ( Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, moet aldus worden uitgelegd, dat bij de kwalificatie van een instelling als "instelling zonder winstoogmerk" alle activiteiten van die instelling in aanmerking moeten worden genomen.

2)Artikel 13, A, lid 1, sub m, van de Zesde richtlijn (77/388) moet aldus worden uitgelegd, dat een instelling als "instelling zonder winstoogmerk" kan worden gekwalificeerd ook indien zij systematisch streeft naar overschotten die zij vervolgens aanwendt ten dienste van haar prestaties. Het eerste deel van de facultatieve voorwaarde in artikel 13, A, lid 2, sub a, eerste streepje, van de Zesde richtlijn moet op dezelfde wijze worden uitgelegd.

3)Artikel 2, punt 1, van de Zesde richtlijn (77/388) moet aldus worden uitgelegd, dat de jaarlijkse contributies van de leden van een sportvereniging als die in het hoofdgeding de tegenprestatie voor de door de vereniging verrichte diensten kunnen vormen, ook indien leden die de voorzieningen van de vereniging niet of niet regelmatig gebruiken, toch verplicht zijn hun jaarlijkse contributie te betalen.

____________

1 - )PB C 192 van 8.7.2000.