Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší správní soud (Tsjechië) op 4 december 2020 – ET / Ministerstvo životního prostředí

(Zaak C-659/20)

Procestaal: Tsjechisch

Verwijzende rechter

Nejvyšší správní soud

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: ET

Verwerende partij: Ministerstvo životního prostředí

Prejudiciële vragen

Omvat het begrip „fokdierenbestand” in de zin van verordening (EG) nr. 865/20061 van de Commissie van 4 mei 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, de specimens die de ouderdieren zijn van specimens die zijn gefokt door een bepaalde fokker, ofschoon die fokker nooit de eigenaar of houder van deze dieren is geweest?

Indien het antwoord op de eerste vraag luidt dat de ouderdieren geen deel uitmaken van het fokdierenbestand, zijn de bevoegde autoriteiten dan bevoegd om bij hun onderzoek of is voldaan aan de voorwaarde van artikel 54, punt 2, van verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie betreffende de vorming van een fokdierenbestand in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke bepalingen en op een zodanige wijze dat het voortbestaan van de betrokken soort in het wild daardoor geen schade heeft ondervonden, de oorsprong van deze ouderdieren te controleren en op grond daarvan te beoordelen of het fokdierenbestand is gevormd in overeenstemming met de in artikel 54, punt 2, van deze verordening bepaalde regels?

Kunnen bij het onderzoek of is voldaan aan de voorwaarde van artikel 54, punt 2, van verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie betreffende de vorming van een fokdierenbestand in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke bepalingen en op een zodanige wijze dat het voortbestaan van de betrokken soort in het wild daardoor geen schade heeft ondervonden, andere omstandigheden van het concrete geval in aanmerking worden genomen (met name de goede trouw bij de overdracht van de specimens en het gewettigde vertrouwen dat hun eventuele nakomelingen in de handel kunnen worden gebracht en eventueel ook de minder strenge wettelijke bepalingen die in de Tsjechische Republiek van kracht waren vóór de toetreding van dit land tot de Europese Unie)?

____________

1     PB 2006, L 166, blz. 1.