Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 11 september 2015 door Z tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 30 juni 2015 in zaak F-64/13, Z / Hof van Justitie

(Zaak T-532/15 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: Z (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: F. Rollinger, advocaat)

Andere partij in de procedure: Hof van Justitie van de Europese Unie

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond te verklaren;

dientengevolge, het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 30 juni 2015 in zaak F-64/13, Z/Hof van Justitie van de Europese Unie, te vernietigen;

te beslissen overeenkomstig het inleidend verzoekschrift in zaak F-64/13;

de wederpartij te verwijzen in de kosten;

de rekwirerende partij alle andere rechten, middelen en vorderingen voor te behouden.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij zes middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan schending van de fundamentele rechten van verdediging.

Tweede middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting, daar het middel ontleend aan de onbevoegdheid van het klachtencomité en de onwettigheid van artikel 4 van het besluit van het Hof van 4 mei 20041 duidelijk in strijd met het legaliteitsbeginsel, de woordelijke uitlegging en de hiërarchie van normen van het recht van de Europese Unie, is afgewezen.

Derde middel, ontleend aan schending van het recht op een doeltreffend beroep in rechte, meer in het bijzonder wat de beperkte controle betreft die het Gerecht voor ambtenarenzaken (hierna: „GVA”) over de inhoud van beoordelingsrapporten uitoefent.

Vierde middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting, daar het GVA zich in het bestreden arrest niet heeft uitgesproken over het verzoek om maatregelen van instructie en tot organisatie van de procesgang.

Vijfde middel, ontleend aan de ongerechtvaardigde weigering om de gegrondheid te controleren van de door de rekwirerende partij geuite kritiek en het verzuim om rekening te houden met de standpunten van het beoordelingscomité.

Zesde middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting, daar het GVA in het bestreden arrest heeft geoordeeld dat de rekwirerende partij verplicht was geweest om een verzoek in te dienen in de zin van artikel 90, lid 1, van het Ambtenarenstatuut van de Europese Unie teneinde een vergoeding te krijgen voor de te late opstelling van het beoordelingsrapport.

____________

1 Besluit van het Hof van Justitie van 4 mei 2004 betreffende de uitoefening van de bevoegdheden die door het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegd gezag en die welke door de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie zijn verleend aan het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag.