Language of document : ECLI:EU:T:2016:747

ARREST VAN HET GERECHT (Eerste kamer)

15 december 2016 (*)

„Uniemerk – Aanvraag voor Uniebeeldmerk START UP INITIATIVE – Absolute weigeringsgrond – Geen onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 – Motiveringsplicht – Artikel 75 van verordening nr. 207/2009”

In zaak T‑529/15,

Intesa Sanpaolo SpA, gevestigd te Turijn (Italië), vertegenwoordigd door P. Pozzi en F. Braga, advocaten,

verzoekster,

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO), aanvankelijk vertegenwoordigd door P. Bullock, vervolgens door L. Rampini, als gemachtigden,

verweerder,

betreffende een beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 29 juni 2015 (zaak R 2777/2014‑1) inzake een aanvraag tot inschrijving van het beeldteken START UP INITIATIVE als Uniemerk,

wijst

HET GERECHT (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: H. Kanninen (rapporteur), president, I. Pelikánová en L. Calvo-Sotelo Ibáñez-Martín, rechters,

griffier: A. Lamote, administrateur,

gezien het op 8 september 2015 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,

gezien de op 5 november 2015 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord,

na de terechtzitting op 1 juli 2016,

het navolgende

Arrest

 Voorgeschiedenis van het geding

1        Op 19 juni 2014 heeft verzoekster, Intesa Sanpaolo SpA, bij het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) een Uniemerkaanvraag ingediend krachtens verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk (PB 2009, L 78, blz. 1).

2        Het merk waarvan inschrijving is aangevraagd, is het volgende beeldteken:

Image not found

3        De diensten waarvoor inschrijving is aangevraagd, behoren tot de klassen 35, 36, 41 en 42 in de zin van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd. Zij zijn in wezen onder meer omschreven als volgt:

–        klasse 35: diensten op het gebied van reclame, beheer van commerciële zaken en bedrijfsadvisering;

–        klasse 36: diensten inzake financiering, taxatie, onroerende goederen, verzekeringen en investeringen;

–        klasse 41: opvoeding en opleiding, alsook sportieve en culturele activiteiten;

–        klasse 42: wetenschappelijke en technologische diensten, dienstverlening op het gebied van industriële analyse en industrieel onderzoek, ontwerpen en ontwikkelen van computers en van software.

4        Bij beslissing van 12 september 2014 heeft de onderzoeker de inschrijvingsaanvraag afgewezen voor de in punt 3 supra bedoelde diensten, krachtens artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening nr. 207/2009.

5        Op 30 oktober 2014 heeft verzoekster op grond van de artikelen 58 tot en met 64 van verordening nr. 207/2009 beroep ingesteld bij het EUIPO.

6        Bij beslissing van 29 juni 2015 (hierna: „bestreden beslissing”) heeft de eerste kamer van beroep van het EUIPO het beroep verworpen. In het bijzonder heeft zij de inschrijving van het aangevraagde merk geweigerd op grond dat de uitdrukking „start up initiative” geen onderscheidend vermogen had voor de betrokken diensten en dat het feit dat het aangevraagde merk een stripelement bevatte, niet volstond om het volledige merk onderscheidend vermogen te verlenen in de zin van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009.

 Conclusies van partijen

7        Verzoekster verzoekt het Gerecht:

–        „schending en onjuiste toepassing van artikel 7, lid 1, onder b), en lid 2, en artikel 75 van verordening nr. 207/2009 vast te stellen”;

–        de bestreden beslissing te vernietigen;

–        het EUIPO te verwijzen in de kosten.

8        Het EUIPO verzoekt het Gerecht:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoekster te verwijzen in de kosten.

 In rechte

 Opmerkingen vooraf over verzoeksters eerste vordering

9        Het EUIPO heeft erop gewezen dat het beroep niet tot doel mocht hebben een declaratoir arrest te verkrijgen en dat verzoeksters conclusie die ertoe strekt dat het Gerecht verklaart dat de bestreden beslissing strijdig is met artikel 7, lid 1, onder b), en lid 2, en artikel 75 van verordening nr. 207/2009 aldus moet worden begrepen dat zij strekt tot vernietiging van de bestreden beslissing.

10      Verzoekster heeft ter terechtzitting bevestigd dat haar eerste vordering niet losstond van haar tweede vordering, waarbij zij verzocht om vernietiging van de bestreden beslissing.

11      Gelet op deze verduidelijking, zij vastgesteld dat de eerste vordering in wezen samenvalt met de tweede, die strekt tot vernietiging van de bestreden beslissing. Bijgevolg behoeft op deze eerste vordering niet te worden beslist, en hoeft a fortiori evenmin uitspraak te worden gedaan over de ontvankelijkheid ervan.

 Ten gronde

12      Ter ondersteuning van het beroep heeft verzoekster twee middelen aangevoerd: ten eerste, schending van artikel 75 van verordening nr. 207/2009, en ten tweede, schending van artikel 7, lid 1, onder b), van deze verordening.

 Eerste middel: schending van artikel 75 van verordening nr. 207/2009

13      Verzoekster stelt dat de kamer van beroep haar motiveringsplicht niet is nagekomen.

14      In dit verband dient in herinnering te worden gebracht dat volgens artikel 75, eerste volzin, van verordening nr. 207/2009 de beslissingen van het EUIPO met redenen moeten worden omkleed. Volgens de rechtspraak heeft deze verplichting dezelfde omvang als die welke is geformuleerd in artikel 296, tweede alinea, VWEU en heeft zij tot doel, enerzijds, de betrokkenen in staat te stellen kennis te nemen van de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel om hun rechten te kunnen verdedigen, en, anderzijds, de Unierechter in staat te stellen zijn toezicht op de rechtmatigheid van de beslissing uit te oefenen [zie arresten van 6 september 2012, Storck/BHIM, C‑96/11 P, niet gepubliceerd, EU:C:2012:537, punt 86 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 9 juli 2008, Reber/BHIM – Chocoladefabriken Lindt & Sprüngli (Mozart), T‑304/06, EU:T:2008:268, punt 43 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

15      Uit de rechtspraak van het Hof blijkt dat het onderzoek van de gronden voor weigering van een merkaanvraag betrekking moet hebben op elk van de waren of diensten waarvoor de inschrijving van het merk is aangevraagd (zie arrest van 17 oktober 2013, Isdin/Bial-Portela, C‑597/12 P, EU:C:2013:672, punt 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

16      Het Hof heeft erkend dat, wanneer dezelfde weigeringsgrond wordt ingebracht voor een categorie of een groep van waren of diensten, de motivering globaal mag zijn voor alle betrokken waren of diensten (zie arrest van 17 oktober 2013, Isdin/Bial-Portela, C‑597/12 P, EU:C:2013:672, punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

17      Deze mogelijkheid geldt evenwel enkel voor waren en diensten die zo rechtstreeks en concreet onderling verbonden zijn dat zij een categorie of groep van waren of diensten vormen die voldoende homogeen is. Het volstaat niet dat de betrokken waren of diensten tot dezelfde klasse in de zin van de Overeenkomst van Nice behoren, om van een dergelijke homogeniteit te kunnen spreken, aangezien deze klassen vaak een grote verscheidenheid van waren of diensten omvatten die niet noodzakelijk in die mate voldoende rechtstreeks en concreet onderling verbonden zijn (zie arrest van 17 oktober 2013, Isdin/Bial-Portela, C‑597/12 P, EU:C:2013:672, punt 27 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

18      De homogeniteit van de waren of diensten, in de zin van de in punt 17 supra aangehaalde rechtspraak, wordt beoordeeld aan de hand van de concrete weigeringsgrond die wordt ingebracht tegen de betrokken merkaanvraag (zie in die zin beschikking van 11 december 2014, FTI Touristik/BHIM, C‑253/14 P, niet gepubliceerd, EU:C:2014:2445, punt 48). Voorts kan er worden overgegaan tot een globale motivering voor de waren en diensten waartussen een dermate rechtstreeks en concreet verband bestaat dat deze een voldoende homogene categorie vormen en derhalve het geheel van feitelijke en rechtsoverwegingen die de motivering van de bestreden beslissing vormen, enerzijds afdoende de redenering voor elk van de tot deze categorie behorende waren en diensten weergeeft, en anderzijds zonder onderscheid kan worden toegepast op elk van de betrokken waren en diensten [arrest van 2 april 2009, Zuffa/BHIM (ULTIMATE FIGHTING CHAMPIONSHIP), T‑118/06, EU:T:2009:100, punt 28].

19      In casu stelt verzoekster dat de kamer van beroep elk van de door het aangevraagde merk aangeduide diensten „onvolledig en summier” heeft onderzocht.

20      Voor de diensten van klasse 35 is de gegeven motivering niet van toepassing op andere diensten dan het opstellen van reclameteksten. Sommige diensten van deze klasse worden in beginsel door een dienstverrichter niet verstrekt aan ondernemingen in de opstartfase. Dit is het geval voor diensten als zakelijk beheer voor sporters of abonnering op kranten voor derden, die niet kunnen worden beschouwd als diensten bestemd voor start-ups.

21      Voor de diensten van klasse 36 heeft de kamer van beroep niet uitgelegd welk verband er, bijvoorbeeld, zou kunnen bestaan tussen, enerzijds, diensten als bewaarneming in kluizen, collectes en douaneagentschappen en, anderzijds, initiatieven bestemd voor ondernemingen in de opstartfase.

22      Voor de diensten van klasse 41 is de motivering ontoereikend, aangezien deze diensten, die onder meer de organisatie van schoonheidswedstrijden omvatten, volgens verzoekster niet homogeen zijn.

23      Voor de diensten van klasse 42 kan de motivering van de bestreden beslissing niet worden toegepast op diensten als onderwaterexploratie, geologische prospectie en het testen van textiel, die geenszins verband houden met diensten als wetenschappelijke en technologische diensten, dienstverlening op het gebied van industriële analyse en industrieel onderzoek, en diensten inzake ontwerp en ontwikkeling. Bovendien is de grond dat start-ups worden opgericht in sectoren die op technologisch vlak innoverend zijn, strijdig met de grond dat de diensten van klasse 41 betrekking hebben op ontspanning en amusement.

24      Het EUIPO betwist verzoeksters betoog. Het is van mening dat het middel ongegrond is, hoofdzakelijk op grond dat alle diensten waarop de merkaanvraag betrekking heeft, kunnen worden verricht voor of door start-ups.

25      Dienaangaande zijn de diensten van klasse 35 waarop de merkaanvraag betrekking heeft de volgende: „Reclame, beheer van commerciële zaken, zakelijke administratie, administratieve diensten, reclame door aanplakbiljetten, verhuur van verkoopautomaten, verhuur van reclametijd op communicatiemedia, agentschappen voor handelsinlichtingen, reclamebureaus, import- en exportagentschappen, bijhouden van reclamedocumentatie, zakelijke administratie van licenties op producten en diensten van derden, kostprijsanalyse, hulp bij het beheer van industriële of commerciële ondernemingen, professionele consultatie op zakelijk gebied, advisering inzake bedrijfsvoering, advisering met betrekking tot personeel, boekhouding, decoratie van etalages, verspreiding van reclame, verspreiding van monsters, demonstratie van producten, commercieel-zakelijk beheer van uitvoerende kunstenaars, verspreiding van reclamemateriaal [vlugschriften, prospectussen, drukwerken, monsters], het opstellen van statistieken, facturering, administratief beheer van hotels, zakelijk beheer voor sporters, beheer van gegevensbestanden, zakelijke informatie, commerciële informatie en advisering voor consumenten, onderzoek op zakelijk gebied, lay-outverzorging voor publicitaire doeleinden, verhuur van advertentieruimte, marketing, verhuur van fotokopieerapparatuur, verhuur van kantoormachines en ‑apparaten, verhuur van reclamemateriaal, organisatie van beurzen voor commerciële of publicitaire doeleinden, organisatie van tentoonstellingen voor commerciële of publicitaire doeleinden, organisatie van modeshows voor promotionele doeleinden, expertises in bedrijfsefficiëntie (zakelijke analyse), salarisadministratie, presentatie van producten voor detailhandel op communicatiemiddelen, economische prognoses, productie van reclamefilms, hulp bij de leiding van zaken, verkooppromotie voor derden, publicatie van reclameteksten, onlinereclame op een computernetwerk, reclame per post, reclamedrukwerk, radio- en televisiereclame, het verzamelen van gegevens in een centraal bestand, inlichtingen over zaken, personeelswerving, het opstellen van reclameteksten, publicrelationsdiensten, sponsorwerving, het opzoeken van informatie in computerbestanden voor derden, marktonderzoek, zakelijk onderzoek, reproductie van documenten, personeelsselectie met behulp van psychologische tests, abonnering op kranten voor derden, abonnering op telecommunicatiediensten voor derden, bevoorrading voor derden [inkoop van producten en diensten voor andere ondernemingen], prijsvergelijkingsdiensten, bedrijfsorganisatorische en -bestuurlijke advisering, advisering over bedrijfsorganisatie, advisering voor bedrijfsleiding, typewerkzaamheden, fotokopieerdiensten, mannequindiensten voor publiciteit of verkooppromotie, persoverzichten, herhuisvesting voor bedrijven, telefoonbeantwoording voor afwezige abonnees, secretariaatsdiensten, stenografische diensten, outsourcing [zakelijke assistentie], telemarketing, systematisering van gegevens in computerdatabases, opiniepeiling, het invullen van belastingformulieren, het opstellen van rekeningoverzichten, evaluaties op zakelijk gebied, marktonderzoek, het overschrijven van mededelingen [administratieve diensten], administratieve verwerking van bestelorders, tekstverwerking, arbeidsbureaus, veilingdiensten, boekhoudkundige controle”.

26      In punt 20 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep uiteengezet dat het aangevraagde merk voor al deze diensten wordt begrepen als de aanduiding voor diegene tot wie de diensten zijn gericht dat deze diensten onder meer op het gebied van reclame, beheer van commerciële zaken en bedrijfsadvisering, op bijzonder passende wijze beantwoorden aan de vereisten van start-ups. De kamer van beroep heeft aangegeven dat het aangevraagde merk diegene aanduidde tot wie de dienst was gericht, namelijk de start-up, en de manier om deze concreet te helpen door strategieën te ontwikkelen in de verschillende in de lijst van diensten van klasse 35 aangeduide sectoren. Zij heeft het opstellen van reclameteksten als voorbeeld genomen en erop gewezen dat het aangevraagde merk het publiek ervan op de hoogte brengt dat de dienst een handeling was die de verrichter de start-up ter beschikking stelde.

27      Hierdoor heeft de kamer van beroep de bestreden beslissing rechtens genoegzaam gemotiveerd voor de diensten van klasse 35.

28      In de omstandigheden van de onderhavige zaak mocht de motivering immers globaal zijn, gelet op de betrokken diensten, die vallen binnen het gebied van met name reclame, beheer van commerciële zaken en bedrijfsadvisering. Start-ups kunnen belangstelling hebben voor deze diensten, aangezien het voor het lanceren van een nieuwe onderneming nodig kan zijn een ondernemingsplan uit te werken, een reclamecampagne op te zetten, commercieel advies te krijgen, personeel te selecteren, kantoorapparaten te huren, typewerkzaamheden te doen verrichten, de markt te onderzoeken en over elk van de andere in klasse 35 opgesomde diensten te beschikken, zoals de kamer van beroep in punt 21 van de bestreden beslissing terecht heeft opgemerkt. Dat in deze klasse ook diensten als zakelijk beheer voor sporters of abonnering op kranten voor derden zijn opgenomen, kan aan dit oordeel niet afdoen. Ten eerste kan zakelijk beheer voor derden en inzonderheid voor sporters een dienst zijn die tot een start-up is gericht, met name wanneer deze zijn activiteiten uitoefent op het gebied van sport. Ten tweede kunnen ook start-ups belangstelling hebben voor abonnering op kranten voor derden, aangezien het uiteraard mogelijk is dat zij in het kader van hun activiteiten dergelijke abonnementen moeten nemen.

29      De kamer van beroep kon de bestreden beslissing dus motiveren zoals zij heeft gedaan in de punten 20 en 21 ervan, zonder verdere preciseringen te moeten verschaffen. Deze motivering kon immers van toepassing zijn op alle diensten van klasse 35 waarop de merkaanvraag betrekking had, ondanks de diversiteit ervan.

30      De diensten van klasse 36 waarop de merkaanvraag betrekking heeft, zijn de volgende: „Verzekeringsdiensten, financiële diensten, monetaire zaken, makelaardij in onroerende goederen, bankdiensten, verhuur van appartementen, verhuur van landbouwbedrijven, kredietverlening, woningbureaus [onroerende goederen], incassobureaus, douaneagentschappen, agentschappen in onroerende goederen, beheer van onroerende goederen, beheer van gebouwen, financieel beheer, financiële analyse, ongevallenverzekeringen, brandverzekering, ziektekostenverzekering, scheepvaartverzekeringen, levensverzekering, makelaarsdiensten, liefdadigheidscollectes, advisering op het gebied van verzekeringen, financieel advies, vorming van fondsen, bewaarneming van waardepapieren, bewaarneming in kluizen, uitgifte van reischeques, uitgifte van waardebonnen, verstrekken van creditcards, factoring, waarborg [garanties], thuisbankieren, financiële informatie, informatie op het gebied van verzekeringen, makelaardij in CO2-kredieten, plaatsing van kapitaal, verpachting van onroerende goederen, leasing, verhuur van kantoorpanden, makelaardij in verzekeringen, makelaardij in onroerende goederen, makelaardij in beurswaarden en aandelen, valutahandel en wisseldiensten, clearing [verrekening], leningen met termijnbetaling, fiscale evaluatie, leningen op onderpand, leningen [financiering], leningen op onderpand, beursnoteringen, collectes, incasso van huurgelden, actuariaat, krediet- en debetkaartdiensten, debetkaartdiensten, diensten van spaarinstellingen, financieringsdiensten, diensten van een voorzorgfonds, liquidatie van ondernemingen [financiële zaken], pensioenfondsen, hypothecaire bankzaken, fiduciaire diensten, sponsoring, taxatie van hout op stam, waardeschatting [taxatie] van onroerende goederen, taxatie van zegels, taxatie van juwelen, taxatie van kunstwerken, taxatie van antiquiteiten, taxatie van munten en penningen, financiële taxaties [verzekeringen, banken, onroerend goed], financiële raming van reparatiekosten, financiële taxatie van wol, elektronische overboeking van gelden, verificatie van cheques”.

31      In punt 23 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep uiteengezet dat een start-up nood heeft aan financiering, taxaties, diensten inzake onroerend goed, verzekeringen, investeringen en alle andere diensten die verzoekster in haar merkaanvraag had opgesomd met betrekking tot klasse 36. Zij heeft gepreciseerd dat het diensten betrof die bestemd waren voor ondernemers in het algemeen en, a fortiori, voor zeer recent opgerichte ondernemingen, die inzetten op nieuwe technologieën en dus financieel fragieler of kwetsbaarder waren.

32      Hierdoor heeft de kamer van beroep de bestreden beslissing rechtens genoegzaam gemotiveerd voor de diensten van klasse 36 waarop het aangevraagde merk betrekking had.

33      Deze diensten zijn immers voldoende rechtstreeks en concreet onderling verbonden, aangezien elk van deze diensten – zoals de kamer van beroep in punt 24 van de bestreden beslissing heeft aangegeven – kan „passen binnen het door [verzoekster] toegepaste ondernemingsconcept voor start-ups”. Op basis van de door verzoekster verstrekte gegevens kan niet worden uitgesloten dat zeer recent opgerichte ondernemingen belangstelling kunnen hebben voor diensten als bewaarneming in kluizen, collectes en douaneagentschappen, evenals voor, bijvoorbeeld, diensten inzake financiering, taxatie, onroerend goed, verzekeringen of investeringen.

34      De diensten van klasse 41 waarop de merkaanvraag betrekking heeft, zijn de volgende: „Onderwijs, opleiding, amusementsdiensten, sportieve en culturele activiteiten, academies [opvoeding], dierendressuur, verhuur van filmprojectors en -toebehoren, verhuur van decors voor voorstellingen, verhuur van theaterdecors, verhuur van tennisbanen, verhuur van films, verhuur van geluidsopnamen, verhuur van radio- en televisietoestellen, coaching [opleiding], sportkampen, circussen, het componeren van muziek, fitnesslessen, tijdregistratie bij sportieve evenementen, lichaamstraining, ontspanning via de radio, ontspanning via de televisie, nasynchronisatie, godsdienstonderwijs, praktijkonderwijs [demonstratie], het ter beschikking stellen van sportfaciliteiten, het ter beschikking stellen van golfterreinen, het ter beschikking stellen van online, niet-downloadbare elektronische publicaties, fotografie, diensten van amusementshallen, attractieparken, gokspelen, informatie op het gebied van amusement, informatie op het gebied van onderwijs, informatie op het gebied van recreatie, gymnastiekonderwijs, schriftelijke cursussen, interpretatie van gebarentaal, vormgeving, anders dan voor reclamedoeleinden, nachtclubs, verhuur van videobanden, het ter beschikking stellen van karaokefaciliteiten, microfilmen, montage van radio- en televisieprogramma’s, montage van videobanden, verhuur van audioapparatuur, verhuur van verlichtingsapparatuur voor toneeldecors of tv-studio’s, verhuur van spelmateriaal, verhuur van duikersuitrustingen, verhuur van sportuitrustingen andere dan voertuigen, verhuur van speelgoed, verhuur van sportterreinen, verhuur van videorecorders, verhuur van stadions, verhuur van videocamera’s, organisatie van bals, organisatie van sportcompetities, organisatie van schoonheidswedstrijden, organisatie van wedstrijden [opvoeding of ontspanning], organisatie van tentoonstellingen voor culturele of educatieve doeleinden, organisatie van loterijen, modeshows voor ontspanning, organisatie van voorstellingen [impresariodiensten], het organiseren en houden van concerten, het organiseren en houden van conferenties, het organiseren en houden van congressen, het organiseren en houden van colloquia, het organiseren en houden van seminars, het organiseren en houden van symposia, het organiseren en houden van workshops, beroepsvoorlichting, kostscholen, receptieplanning [ontspanning], plaatsreservering voor voorstellingen, bibliotheekdiensten, filmproductie, anders dan voor reclamedoeleinden, productie van videobanden, muziekproductie, productie van shows, projectie in filmzalen, afnemen van pedagogische tests, uitgave van boeken, uitgave van teksten, anders dan reclameteksten, elektronische publicatie van onlineboeken en -periodieken, desktoppublishing, toneelvoorstellingen, theatervoorstellingen, het schrijven van draaiboeken, het opstellen van teksten, anders dan reclameteksten, opname [filmen] op videobanden, fotoreportages, omscholing, variététheaters, kleuterschool, modeldiensten voor artiesten, mobiele bibliotheken, plaatskaartenbureau [ontspanning], kalligrafie, vakantiekampen [ontspanning], casino’s, sportclubs [conditietraining en fitness], clubs [ontspanning of opvoeding], nieuwsverslaggeving, diensten van diskjockeys, discotheken, het ter beschikking stellen van installaties voor vrijetijdsbesteding, diensten van dierentuinen, spellen, online aangeboden vanaf een computernetwerk, diensten van tolken, museumdiensten [presentaties, tentoonstellingen], orkesten, persoonlijke begeleiding bij fitness, diensten van opnamestudio’s, vertaling en vertolking, diensten van film- en toneelartiesten, ondertiteling, filmstudio’s”.

35      Opgemerkt zij dat de kamer van beroep al deze diensten heeft ingedeeld in drie groepen en voor elk van deze categorieën een omstandige motivering heeft gegeven.

36      In de punten 26 tot en met 28 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep een onderscheid gemaakt tussen drie groepen diensten, namelijk de groep diensten inzake opleiding en onderwijs, de groep diensten inzake sportieve en culturele activiteiten en de groep diensten inzake ontspanning en amusement en andere diensten.

37      In punt 26 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep uiteengezet dat voor diensten inzake opleiding en onderwijs, de uitdrukking in het aangevraagde merk het voorwerp van de diensten aanduidt, namelijk dat „de opleidingen en analoge diensten zijn gewijd aan initiatieven die ertoe strekken het oprichten van een start-up te bevorderen”. In punt 27 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep uiteengezet dat voor diensten inzake sportieve en culturele activiteiten het aangevraagde merk wordt opgevat als de aanduiding dat deze activiteiten de verwezenlijking van initiatieven ten gunste van recent opgerichte ondernemingen vormden, en niet als een aanduiding van de herkomst van de dienst of de activiteit van een specifieke onderneming. De kamer van beroep heeft daaruit afgeleid dat het aangevraagde merk voor deze diensten slechts een informatiefunctie vervult. In punt 28 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep aangegeven dat deze overwegingen ook golden voor de activiteiten van ontspanning en amusement en voor de andere diensten, waarvoor het aangevraagde merk zich ertoe beperkte het publiek erover te informeren dat het diensten en activiteiten betrof die deel uitmaakten van een door een start-up verwezenlijkt initiatief.

38      Hierdoor is de motivering door de kamer van beroep toereikend, en verzoekster voert geen argumenten aan die kunnen aantonen dat de door de kamer van beroep in aanmerking genomen dienstencategorieën niet correct zijn bepaald. Bovendien moet worden aangegeven dat de organisatie van schoonheidswedstrijden, waarop verzoekster de nadruk legt, ontegenzeglijk kan vallen onder de derde groep diensten die de kamer van beroep heeft onderscheiden, die met name activiteiten inzake ontspanning en amusement omvat.

39      De diensten van klasse 42 waarop de merkaanvraag betrekking heeft, zijn de volgende: „Wetenschappelijke en technologische diensten, alsmede bijbehorende onderzoeks- en ontwerpdiensten, dienstverlening op het gebied van industriële analyse en industrieel onderzoek, het ontwerpen en ontwikkelen van computers en van software, verhuur van computers, software-updating, diensten van landmeters, ontwerpen van bouwplannen, chemische analyse, handschriftanalyse, analyse van water, analyse van computersystemen, architectuur, authenticiteitsbepaling van kunstwerken, testen van materialen, advisering op het gebied van architectuur, advisering op het gebied van energiebesparing, advisering op het gebied van software, advisering op het gebied van ontwerp en ontwikkeling van computerhardware, controle van oliebronnen, kwaliteitscontrole, technische inspectie van vervoermiddelen, conversie van data en computerprogramma’s, anders dan fysieke conversie, conversie van data of documenten van een fysieke naar een elektronische drager, het ontwerpen en onderhouden van websites voor derden, binnenhuisarchitectuur, het scannen van documenten, industriële vormgeving, het kopiëren van computerprogramma’s, softwareontwikkeling, onderzoek van olievelden, geologische expertises, onderwaterexploratie, wetenschappelijke informatie en adviezen op het gebied van CO2-compensatie, het ter beschikking stellen van zoekmachines voor het internet, ingenieursdiensten, cloud seeding, installatie van software, verhuur van software, onderhoud van software, controle op afstand van computersystemen, verhuur van webservers, hosting van computersites, expertises [ingenieursdiensten], stedenbouwkundige planning, ontwerp van informatiesystemen, computerprogrammering, testen van textiel, herstel van computergegevens, olieprospectie, onderzoek en ontwikkeling van nieuwe producten voor derden, geologische prospectie, biologisch onderzoek, geologisch onderzoek, bacteriologisch onderzoek, chemisch onderzoek, cosmetologisch onderzoek, natuurkundig onderzoek, onderzoek op het gebied van milieubescherming, werktuigbouwkundig onderzoek, technisch onderzoek, analyses voor de exploitatie van olievelden, meteorologische voorspellingen, diensten van chemici, grafisch ontwerp, ontwerp van verpakkingen, diensten van modeontwerpers, diensten van wetenschappelijke laboratoria, bescherming tegen computervirussen, styling [industrieel ontwerpen], technische projectstudies, ijkdiensten [meting], kwaliteitsbepaling van wol, kwaliteitsbepaling van hout op stam”.

40      In de punten 29 tot en met 31 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep aangegeven dat al deze diensten wetenschappelijke en technologische diensten waren, dienstverlening op het gebied van industriële analyse en industrieel onderzoek, diensten inzake het ontwerpen en ontwikkelen van computers en van software, en diensten – gerangschikt in alfabetische volgorde in het Italiaans – gaande van de verhuur van computers tot kwaliteitsbepaling van hout, over cloud seeding, controle van oliebronnen en diensten van modeontwerpers. De – louter informatieve – boodschap die het aangevraagde merk voor dergelijke diensten en dergelijke activiteiten overbrengt, is dat deze diensten en deze activiteiten worden verricht in het kader van ondernemersinitiatieven rond een start-up. Start-ups worden opgericht in sectoren die op technologisch vlak innoverend zijn, en die net die sectoren zijn die worden aangeduid in de opgave van de diensten van klasse 42. Het gebruik van het aangevraagde merk voor deze diensten en activiteiten vervult geen onderscheidende functie. Het aangevraagde merk beperkt zich ertoe het publiek te informeren, niet over de commerciële herkomst van de diensten en de activiteiten, maar over het handelskader waarin de diensten en de activiteiten worden verricht.

41      Geoordeeld dient te worden dat de kamer van beroep hierdoor de bestreden beslissing rechtens genoegzaam heeft gemotiveerd voor de diensten van klasse 42. Deze zijn immers voldoende rechtstreeks en concreet onderling verbonden, gelet op het feit dat zij alle betrekking kunnen hebben op sectoren die op technologisch vlak innoverend zijn, waarbinnen start-ups worden opgericht. Met betrekking tot de vraag of deze grond strijdig is met de grond die werd aangevoerd voor bepaalde diensten van klasse 41, die diensten inzake ontspanning en amusement zijn, dient te worden opgemerkt dat louter de vaststelling door de kamer van beroep in de bestreden beslissing, dat start-ups worden opgericht in sectoren die op technologisch vlak innoverend zijn, zoals de in de opgave van de diensten van klasse 42 aangeduide sectoren, niet aldus mag worden uitgelegd dat start-ups nooit worden opgericht in andere sectoren, zoals de sectoren waarbinnen de diensten inzake ontspanning en amusement van klasse 41 worden verricht. Daaruit volgt dat de grief inzake interne tegenstrijdigheid van de motivering feitelijke grondslag mist en derhalve moet worden afgewezen.

42      Uit een en ander volgt dat de kamer van beroep geen blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door de diensten waarop de merkaanvraag betrekking heeft in verschillende categorieën in te delen en voor elk van deze categorieën een globale motivering vast te stellen. Overigens zij daaraan toegevoegd dat start-ups in een groot aantal domeinen aanwezig kunnen zijn en dus zeer gevarieerde diensten kunnen gebruiken. Dat leidt tot de overweging dat de motivering identiek kan zijn voor de verschillende diensten die tot deze start-ups kunnen zijn gericht, en die voor of door hen verrichte activiteiten kunnen zijn, los van het feit dat deze diensten mogelijk niet noodzakelijkerwijs homogeen zijn. In deze omstandigheden was het niet nodig dezelfde motivering te herhalen voor elke dienst of elke dienstencategorie.

43      Het eerste middel moet derhalve worden afgewezen.

 Tweede middel: schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009

44      Verzoekster stelt dat de kamer van beroep artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 heeft geschonden.

45      Verzoekster betwist de bestreden beslissing, op grond dat is aanvaard dat het niet-Engelstalige publiek de termen „start up initiative” zou begrijpen, terwijl de consument buiten de Engelstalige landen niet in staat is de betekenis van deze termen te begrijpen en het aangevraagde merk opvat als een teken dat bestaat uit volledig verzonnen termen.

46      Volgens verzoekster mist het aangevraagde merk geen onderscheidend vermogen voor de diensten waarop de merkaanvraag betrekking heeft, aangezien het een samengesteld merk betreft, dat bestaat uit een combinatie van woord- en beeldelementen die het onderscheidend vermogen verlenen. Het aangevraagde merk is zichtbaar als een fantasielogo dat wordt gevormd door de afbeelding van de twee woorden „start” en „initiative”, die op twee regels zijn geplaatst en „rechts zijn uitgelijnd”. Deze afbeelding gaat vergezeld van een tekstballon, die doet denken aan de afbeelding van een gestileerde mond die het woord „up” uitspreekt. De originele keuze bestond erin deze tekstballon te verbinden met de woorden „start” en „initiative”, eerder dan een personage af te beelden, hetgeen blijk geeft van een groot onderscheidend vermogen van het aangevraagde merk. Zo blijft het de consument bij en vervult het zijn functie van aanduiding van de verrichte diensten.

47      Het EUIPO betwist verzoeksters betoog.

48      Luidens artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 wordt inschrijving geweigerd van „merken die elk onderscheidend vermogen missen”.

49      De merken die onder artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 vallen, zijn de merken die ongeschikt worden geacht om de wezenlijke functie van het merk te vervullen, te weten de identiteit van de commerciële herkomst van de betrokken waar of dienst te waarborgen, zodat de consument die de door dit merk aangeduide waar verkrijgt of voor wie de door dit merk aangeduide dienst wordt verricht, die keuze bij een latere aankoop of opdracht kan herhalen indien de ervaring positief was en in geval van een negatieve ervaring een andere keuze kan maken [arresten van 3 juli 2003, Best Buy Concepts/BHIM (BEST BUY), T‑122/01, EU:T:2003:183, punt 20; 21 januari 2011, BSH/BHIM (executive edition), T‑310/08, niet gepubliceerd, EU:T:2011:16, punt 23, en 23 januari 2014, Novartis/BHIM (CARE TO CARE), T‑68/13, niet gepubliceerd, EU:T:2014:29, punt 12].

50      Uit de rechtspraak blijkt dat een minimum aan onderscheidend vermogen volstaat om de toepassing van de absolute weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 uit te sluiten [arresten van 27 februari 2002, Eurocool Logistik/BHIM (EUROCOOL), T‑34/00, EU:T:2002:41, punt 39, en 23 januari 2014, CARE TO CARE, T‑68/13, niet gepubliceerd, EU:T:2014:29, punt 13].

51      Het onderscheidend vermogen moet enerzijds worden beoordeeld met betrekking tot de waren of diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, en anderzijds met betrekking tot de perceptie ervan door het relevante publiek, dat bestaat uit de gemiddelde consument van die waren of diensten (zie arrest van 21 januari 2010, Audi/BHIM, C‑398/08 P, EU:C:2010:29, punt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

52      Allereerst zij vastgesteld dat de kamer van beroep, terecht en zonder op dit punt door verzoekster te zijn weersproken, heeft aangegeven dat het relevante publiek bestond uit personen die al dan niet beroepshalve konden vragen om een dienst in de sectoren reclame, zaken, financiën, verzekeringen, vastgoedontwikkeling, onderwijs, cultuur, sport, theater, wetenschappelijk onderzoek, technologie, industrieel ontwerp, engineering, en in het bijzonder in de sectoren die worden bestreken door de diensten waarop de merkaanvraag betrekking had.

53      Verzoekster betwist de bestreden beslissing, op grond dat is aanvaard dat het niet-Engelstalige publiek de termen „start up initiative” zou begrijpen. Volgens verzoekster zal de consument buiten de Engelstalige landen de betekenis van deze termen niet kunnen begrijpen en het aangevraagde merk opvatten als een teken dat bestaat uit volledig verzonnen termen.

54      Dienaangaande heeft de kamer van beroep in punt 14 van de bestreden beslissing overwogen dat het gebruik van het Engels in de economische sectoren waarop de merkaanvraag betrekking had, zeer verspreid was, en dat het publiek dat binnen de Europese Unie in deze sectoren actief was, de termen „start up initiative” kon lezen en begrijpen en in het bijzonder de termen „start” en „initiative” kon identificeren. In punt 16 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep daaraan toegevoegd dat de term „start-up” in het Engels doorgaans werd gebruikt ter aanduiding van nieuw opgerichte ondernemingen en dat het Engelse woord „initiative” „initiatief” betekende. Een niet-Engelstalig publiek begrijpt beide termen gemakkelijk en de term „start-up” is deel gaan uitmaken van het dagelijkse taalgebruik in Italië en wordt met name geassocieerd met commerciële initiatieven in de sector nieuwe technologieën en internet.

55      Met een dergelijk oordeel wordt geen blijk gegeven van een onjuiste opvatting. Zoals de kamer van beroep heeft opgemerkt, is de term „start-up” voldoende deel gaan uitmaken van het dagelijkse taalgebruik, zowel in Italië als in andere lidstaten, om te kunnen oordelen dat een deel van het – zelfs niet-Engelstalige – publiek deze zal begrijpen. Behalve het feit dat verzoekster voorbeelden heeft aangevoerd op basis van zeer specifieke categorieën van personen, heeft zij geen elementen aangedragen op basis waarvan kan worden vastgesteld dat een groot deel van het relevante publiek de term „start-up” niet kent en deze niet correct kan begrijpen, en evenmin dat het de term „initiative” niet kan kennen. Verzoekster heeft evenmin aangetoond dat het publiek dat de termen „start-up” en „initiative” kent een verwaarloosbaar deel van het relevante publiek vormt. In dit verband zij eraan herinnerd dat een teken onder het verbod van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 valt zodra een weigeringsgrond bestaat ten aanzien van een niet te verwaarlozen deel van het doelpubliek, en dat niet behoeft te worden onderzocht of de andere consumenten van het relevante publiek ook dat teken kennen [zie in die zin arrest van 25 november 2015, bd breyton-design/BHIM (RACE GTP), T‑520/14, niet gepubliceerd, EU:T:2015:884, punt 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak]. Bovendien zij daaraan toegevoegd dat volgens artikel 7, lid 2, van verordening nr. 207/2009, lid 1 van dit artikel ook van toepassing is indien de overeenkomstige weigeringsgrond slechts in een deel van de Unie bestaat.

56      Vervolgens, wat betreft de vraag of het aangevraagde teken onderscheidend vermogen mist, zij er vooraf aan herinnerd dat voor een merk dat bestaat uit verschillende woord- en beeldelementen, een eventueel onderscheidend vermogen ten dele kan worden onderzocht voor elk van deze elementen afzonderlijk, maar het hoe dan ook moet afhangen van een onderzoek van het daardoor gevormde geheel. De enkele omstandigheid dat elk element afzonderlijk onderscheidend vermogen mist, betekent immers nog niet dat de combinatie ervan geen onderscheidend vermogen kan hebben (zie in die zin arrest van 16 september 2004, SAT.1/BHIM, C‑329/02 P, EU:C:2004:532, punt 28).

57      De kamer van beroep heeft geoordeeld dat het element dat bestaat in de tekstballon slechts een klein deel van het volledige teken vormde en op relatief bijkomstige wijze bijdroeg aan de door het aangevraagde merk opgeroepen visuele totaalindruk. Zij heeft daaraan toegevoegd dat niet was bewezen dat het publiek dit element zou opvatten als een tekstballon, aangezien deze in beginsel uit de mond van een personage komt om een boodschap over te brengen. Zij heeft overwogen dat in het aangevraagde merk geen enkel personage kon worden herkend en dat het publiek de vorm rond het woord „up” dus niet zou opvatten als een tekstballon, maar als louter een fantasierand. Het publiek heeft de neiging om de termen „start up” en „initiative” in een logische volgorde te lezen. Deze volgorde vormt een uitdrukking met betekenis, anders dan de uitdrukking „start initiative up”. Voorts verhindert het feit dat het woord „up” in een tekstballon is ingevoegd en in het wit op een donkere achtergrond is geschreven, het publiek niet om dit woord instinctief na „start” te lezen, omdat de term „start-up”, anders dan de termen „start initiative”, een vertrouwd begrip is.

58      Met een dergelijk oordeel wordt geen blijk gegeven van een onjuiste opvatting.

59      Allereerst kan niet worden betwist dat de uitdrukking „start up initiative” een eigen, door het publiek herkenbare betekenis heeft, hetgeen niet het geval is voor de uitdrukking „start initiative up”. Het is weinig waarschijnlijk dat het publiek laatstgenoemde uitdrukking zal onthouden, eerder dan de eerste.

60      Bovendien volstaat het feit dat in een teken striptechnieken worden gebruikt niet om daaraan onderscheidend vermogen te verlenen, aangezien deze technieken algemeen worden gebruikt voor alle soorten boodschappen en media.

61      In casu verschijnt de tekstballon als louter een beeldelement, temeer daar hij – zoals de kamer van beroep in wezen heeft opgemerkt – afwijkt van de vaakst gebruikte techniek in strips om een woord visueel weer te geven, omdat elk personage of enige andere figuur in het aangevraagde merk ontbreekt. Het publiek zal dus de vorm rond het woord „up” niet noodzakelijkerwijs opvatten als een tekstballon, maar eerder als een zeer eenvoudige rand, die dan ook op zich geen boodschap kan doorgeven die de consument zich kan herinneren [zie in die zin arrest van 12 september 2007, Cain Cellars/BHIM (Afbeelding van een vijfhoek), T‑304/05, niet gepubliceerd, EU:T:2007:271, punten 22 en 23 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

62      Ten slotte zij eraan herinnerd dat een woordelement beschrijvend is en onderscheidend vermogen mist indien het, in minstens één van de mogelijke betekenissen ervan, een kenmerk van de betrokken waren of diensten aanduidt. Dat is het geval indien het verband tussen de exacte inhoud van dit element en de betrokken waren of diensten voldoende concreet en rechtstreeks is om aan te tonen dat het relevante publiek deze waren of diensten in dat element onmiddellijk kan herkennen [zie arrest van 14 januari 2016, International Gaming Projects/BHIM (BIG BINGO), T‑663/14, niet gepubliceerd, EU:T:2016:5, punt 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

63      Aangezien het relevante publiek het aangevraagde merk in hoofdzaak zal onthouden dankzij de termen „start up initiative”, moet het oordeel van de kamer van beroep dat het aangevraagde merk onderscheidend vermogen mist, worden bevestigd voor de verschillende door dit merk aangeduide diensten.

64      Wat in de eerste plaats de diensten van klasse 35 betreft, zal het aangevraagde merk immers kunnen worden begrepen als de aanduiding van de diegene tot wie deze diensten zijn gericht, namelijk dat deze diensten op het gebied van onder meer reclame, beheer van commerciële zaken en bedrijfsadvisering op passende wijze beantwoorden aan de vereisten van start-ups, zoals de kamer van beroep in punt 20 van de bestreden beslissing terecht heeft geoordeeld.

65      Wat in de tweede plaats de diensten van klasse 36 betreft, zal het aangevraagde merk kunnen worden begrepen als de aanduiding van, ten eerste, diegenen tot wie deze diensten zijn gericht, namelijk start-ups, en, ten tweede, het soort initiatieven die hun ter beschikking worden gesteld in de sectoren financiën, verzekeringen en vastgoedbeheer, zoals de kamer van beroep in punt 22 van de bestreden beslissing ook terecht heeft geoordeeld.

66      Wat in de derde plaats de diensten van klasse 41 betreft, zal het aangevraagde merk het voorwerp kunnen aanduiden van de diensten waarop de drie door de kamer van beroep in de punten 26 tot en met 28 van de bestreden beslissing vastgestelde categorieën betrekking hebben. Zo zal het aangevraagde merk voor de eerste categorie, die betrekking heeft op diensten inzake opleiding en onderwijs, diensten kunnen aanduiden die ertoe strekken het oprichten van een start-up te bevorderen. Voor de tweede categorie, die betrekking heeft op diensten inzake sportieve en culturele activiteiten, zal het de verwezenlijking van initiatieven ten gunste van start-ups kunnen aanduiden. Voor de derde categorie, die betrekking heeft op activiteiten van ontspanning en amusement en de andere diensten, zal het diensten kunnen aanduiden die deel uitmaken van een door een start-up verwezenlijkt initiatief.

67      Wat in de vierde plaats de diensten van klasse 42 betreft, welke klasse betrekking heeft op wetenschappelijke en technologische diensten, dienstverlening op het gebied van industriële analyse en industrieel onderzoek, diensten inzake het ontwerpen en ontwikkelen van computers en van software, en diensten gaande van de verhuur van computers tot kwaliteitsbepaling van hout, cloud seeding, controle van oliebronnen en diensten van modeontwerpers, zal het aangevraagde merk – zoals de kamer van beroep in de punten 29 en 30 van de bestreden beslissing heeft geoordeeld – aldus kunnen worden begrepen dat het betekent dat deze diensten en de betrokken activiteiten worden verricht in het kader van ondernemersinitiatieven rond een start-up, waarbij wordt aangegeven dat start-ups worden opgericht in sectoren die op technologisch vlak innoverend zijn.

68      Gelet op een en ander heeft de kamer van beroep geen blijk gegeven van een onjuiste beoordeling door te besluiten dat het aangevraagde merk onderscheidend vermogen miste. Bijgevolg moet het tweede middel worden afgewezen en het beroep dan ook in zijn geheel worden verworpen.

 Kosten

69      Volgens artikel 134, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van het EUIPO te worden verwezen in de kosten.

HET GERECHT (Eerste kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      Intesa Sanpaolo SpA wordt verwezen in de kosten.

Kanninen

Pelikánová

Calvo-Sotelo Ibáñez-Martín

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 15 december 2016.

ondertekeningen


* Procestaal: Italiaans.