Language of document :

Mededeling in het PB

 

SEQ CHAPTER \h \r 1

Beroep, op 14.04.2004 ingesteld door Cargill B.V. tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-142/04)

(procestaal Nederlands)

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 14.04.2004 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door Cargill B.V., gevestigd te 's-Gravenhage (Nederland), vertegenwoordigd door mr. H.J. Bronkhorst en mr. J.F. van Nouhuys.

Verzoekende partij concludeert dat het het Gerecht behage:

de tot haar gerichte beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 5 januari 2004 nietig te verklaren;

de Europese Commissie te veroordelen in de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster betwist de beschikking van de Commissie, waarbij wordt vastgesteld dat de kwijtschelding van invoerrechten niet gerechtvaardigd is in een bijzonder geval. Deze beschikking werd genomen nadat het Hof van Justitie in zaak C-156/00, Koninkrijk der Nederlanden tegen Commissie, de beschikking van de Commissie C/2000/485 def. nietig had verklaard1.

Verzoekster heeft onder de regeling actieve veredeling mas in de EG ingevoerd. De mas moest worden verwerkt tot glucose die dan weer uitgevoerd werd. Verzoekster beschikte hiertoe over de nodige vergunningen voor equivalentieverkeer. In de bestreden beschikking stelt de Commissie dat de uitgevoerde glucose niet geheel uit mas was verkregen, maar ook uit tarwe, afkomstig van de EG-markt. De Nederlandse autoriteiten hebben hierop de verschuldigde invoerrechten ingevorderd. In de bestreden beschikking heeft de Commissie het verzoek tot kwijtschelding van deze schuld afgewezen.

Ter ondersteuning van haar verzoekschrift voert verzoekster in de eerste plaats een schending van het recht van verweer aan. Meer in het bijzonder beroept verzoekster zich op een schending van het recht om gehoord te worden en het recht op toegang tot het dossier.

Verzoekster voert verder een schending aan van artikel 13 van Verordening nr. 1430/792 betreffende terugbetaling of kwijtschelding van in- en uitvoerrechten, evenals een schending van artikel 239 van Verordening nr. 2913/923 tot vaststelling van het communautair douanewetboek en artikelen 905 tot en met 909 van Verordening nr. 2454/934 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening nr. 2913/92. Verzoekster roept eveneens een schending in van de motiveringsverplichting in artikel 253 EG.

Volgens verzoekster heeft de Commissie ten onrechte geoordeeld dat er sprake was van een klaarblijkelijke nalatigheid van verzoekster bij het nakomen van de voorwaarden van haar vergunning voor actieve veredeling. Volgens verzoekster had de uit te voeren glucose, vervaardigd uit tarwe en mas, dezelfde kenmerken als glucose vervaardigd uit enkel mas. Verzoekster voert eveneens aan dat beide producten onder eenzelfde GN-code vallen. Volgens verzoekster is het enige verwijt dat haar kan gemaakt worden dat zij de uitvoer van de glucose deels na de termijn van zes maand, zoals vastgesteld in de vergunning, heeft verricht.

Verzoekster roept tenslotte een schending in van het proportionaliteitsbeginsel.

____________

1 - Arrest van het hof van 3 maart 2003, Nederland/Commissie, C-56/00, Jurispr. blz. I-2527

2 - Verordening (EEG) nr. 1430/79 van de Raad van juli 1979 betreffende terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten (PB L 175, blz. 1)

3 - Verordening (EEG) nr. 291/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 02, blz. 1)

4 - Verordening (EEG) nr. 25/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253, blz. 1)