Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Okresný súd Bratislava I (Slowakije) op 29 december 2020 – Strafzaak tegen AM

(Zaak C-710/20)

Procestaal: Slowaaks

Verwijzende rechter

Okresný súd Bratislava I

Partijen in de strafzaak

Krajská prokuratúra v Bratislave, AM

Prejudiciële vragen

Is een bepaling van nationaal recht waarbij een beslissing van een nationale rechterlijke instantie tot beëindiging van een strafrechtelijke procedure, die naar nationaal recht het karakter heeft van een definitieve beslissing die de vrijspraak tot gevolg heeft en op grond waarvan de strafprocedure definitief is beëindigd als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht verleende amnestie, rechtstreeks en zonder beslissing van een nationale rechterlijke instantie nietig wordt verklaard, verenigbaar met het recht op een onpartijdig gerecht, zoals gewaarborgd door artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met het recht om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde delict te worden berecht of gestraft, zoals gewaarborgd door artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met artikel 82 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie? Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord: is een nationale rechterlijke instantie gebonden door een dergelijke bepaling van nationaal recht?

Is een bepaling van nationaal recht die het toezicht door het grondwettelijk hof op een krachtens artikel 86, onder i), van de Slowaakse grondwet vastgestelde resolutie van de Národná rada Slovenskej republiky (nationale raad van de Slowaakse Republiek) tot intrekking van verleende amnestie of individuele gratie beperkt tot de loutere beoordeling van de verenigbaarheid van deze resolutie met de Slowaakse grondwet, zonder rekening te houden met de door de Europese Unie vastgestelde bindende handelingen, met name het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag betreffende de Europese Unie, verenigbaar met het beginsel van loyale samenwerking in de zin van artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 267 en 82 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met het recht op een onpartijdig gerecht, zoals gewaarborgd door artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met het recht om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde delict te worden berecht of gestraft, zoals gewaarborgd door artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie? Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord: is een nationale rechterlijke instantie gebonden door een dergelijke uitspraak van een nationaal grondwettelijk hof?

____________