Language of document : ECLI:EU:T:2005:304

Zaak T‑287/04

Lorte, SL e.a.

tegen

Raad van de Europese Unie

„Beroep tot nietigverklaring – Verordeningen (EG) nr. 864/2004 en (EG) nr. 865/2004 – Steunregeling in olijfoliesector – Natuurlijke en rechtspersonen – Niet individueel geraakt worden – Niet-ontvankelijkheid”

Samenvatting van de beschikking

1.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Verordening waarbij criteria voor berekening van steun aan olijfolieproducenten zijn vastgesteld – Beroep ingesteld door olijfolieproducenten en producentenverenigingen – Handeling van algemene strekking – Verzoekers die niet individueel geraakt worden – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 230, vierde alinea, EG)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Beroep ingesteld door beroepsvereniging die belangen van haar leden vertegenwoordigt en behartigt – Ontvankelijkheid – Voorwaarden

(Art. 230, vierde alinea, EG)

3.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Uitlegging contra legem van voorwaarde van individueel geraakt worden – Ontoelaatbaarheid

(Art. 230, vierde alinea, EG)

1.      Het beroep tot nietigverklaring ingesteld door olijfolieproducenten en producentenverenigingen tegen artikel 1, punten 7, 11 en 20, van verordening nr. 864/2004 houdende wijziging van verordening nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, alsook de bijlage bij deze verordening, is niet-ontvankelijk.

Voorzover zij de criteria voor de berekening van de steun in de olijfoliesector vaststellen in algemene en abstracte bewoordingen zonder rekening te houden met de specifieke situatie van elke olijfolieproducent, zijn de bestreden bepalingen van deze verordening, in hun geheel beschouwd, naar aard en strekking namelijk handelingen van algemene strekking en geen beschikkingen in de zin van artikel 249 EG.

Bovendien worden verzoekers door de bestreden bepalingen juist geraakt wegens een objectieve feitelijke situatie, namelijk als producenten en verenigingen waarvan de leden in de referentieperiode olijfolie hebben geproduceerd en steun hebben genoten uit hoofde van een van de vastgestelde steunregelingen. Deze situatie is bepaald in relatie met het doel van de verordening die de bestreden bepalingen bevat, namelijk de invoering van een nieuwe steunregeling in de olijfoliesector. De omstandigheid dat de bestreden bepalingen een bijzonder gevolg voor bepaalde producenten kunnen hebben, meer bepaald uitsluiting van steunverlening wegens de erin vastgestelde berekeningscriteria, betekent namelijk niet dat deze bepalingen automatisch geen algemene strekking meer hebben, zolang ze van toepassing zijn op alle betrokken marktdeelnemers die in dezelfde, objectief omschreven feitelijke of rechtssituatie verkeren. Dat bepaalde marktdeelnemers door een handeling economisch sterker worden getroffen dan de andere marktdeelnemers uit dezelfde sector, volstaat namelijk niet om hen als door die handeling individueel geraakt te beschouwen.

Ook de omstandigheid dat de Raad vóór de vaststelling van de bestreden bepalingen de situatie van verzoeksters via de bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie kende, kan dezen niet individualiseren ten opzichte van deze bepalingen, wanneer niet vaststaat dat de Raad krachtens een gemeenschapsrechtelijke bepaling verplicht zou zijn, daarmee rekening te houden in het kader van de voorwaarden voor verlening van de betrokken steun.

(cf. punten 38‑39, 41, 43‑44, 54, 62)

2.      Beroepen tot nietigverklaring ingesteld door verenigingen kunnen in drie gevallen ontvankelijk zijn: namelijk wanneer een wettelijke bepaling uitdrukkelijk een aantal procedurele bevoegdheden aan beroepsverenigingen toekent; wanneer de vereniging de belangen vertegenwoordigt van ondernemingen die zelf bevoegd zouden zijn beroep in te stellen, en wanneer de vereniging wordt geïndividualiseerd wegens een aantasting van haar eigen belangen als vereniging, met name doordat haar positie als onderhandelingspartner door de voor nietigverklaring voorgedragen handeling is aangetast.

(cf. punt 64)

3.      De door artikel 230, vierde alinea, EG gestelde voorwaarde van individuele geraaktheid moet weliswaar worden uitgelegd tegen de achtergrond van het beginsel van effectieve rechtsbescherming, rekening houdend met de verschillende omstandigheden die een verzoeker kunnen individualiseren, maar een dergelijke uitlegging mag deze voorwaarde, die uitdrukkelijk door het Verdrag wordt gesteld, niet tot een dode letter maken, omdat anders de grenzen van de door het Verdrag aan de gemeenschapsrechter verleende bevoegdheden zouden worden overschreden.

Weliswaar is een ander stelsel van toezicht op de wettigheid van de gemeenschapshandelingen van algemene strekking denkbaar dan het stelsel dat in het oorspronkelijke Verdrag is vastgelegd en waarvan de beginselen sindsdien nooit zijn gewijzigd, doch, in voorkomend geval, staat het aan de lidstaten om het thans geldende stelsel te herzien overeenkomstig artikel 48 EU.

(cf. punten 73‑74)