Language of document : ECLI:EU:T:2021:597

Zaak T616/19 REV

Katjes Fassin GmbH & Co. KG

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

 Beschikking van het Gerecht (Tweede kamer) van 13 september 2021

„Procedure – Verzoek tot herziening – Uniemerk – Oppositieprocedure – Beroep tegen een beslissing van het EUIPO houdende gedeeltelijke weigering van inschrijving van een merk – Intrekking van de oppositie vóór de betekening van de beschikking houdende verwerping van het beroep – Feit dat onbekend was aan verzoekende partij en het Gerecht – Herziening van de beschikking – Afdoening zonder beslissing”

1.      Gerechtelijke procedure – Herziening – Voorwaarden voor ontvankelijkheid van het verzoek – Nieuw feit – Begrip – Feit dat van beslissende invloed kan zijn en dat onbekend was aan verzoekende partij en het Gerecht – Intrekking van de oppositie vóór de betekening van de beschikking houdende verwerping van het beroep – Daaronder begrepen

[Verordening 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 8, lid 1, b); Statuut van het Hof van Justitie, art. 44; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 169]

(zie punten 22, 25, 26)

2.      Uniemerk – Beroepsprocedure – Beroep tegen de afwijzing van een merkaanvraag na oppositie – Intrekking van de oppositie – Beroep dat zonder voorwerp is geraakt – Afdoening zonder beslissing

[Verordening 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 8, lid 1, b), 46 en 72; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 130, lid 2]

(zie punten 28‑32)

Samenvatting

Op 18 januari 2017 heeft verzoekster, Katjes Fassin GmbH & Co. KG, een aanvraag tot inschrijving van het woordmerk WONDERLAND ingediend bij het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO). Haribo The Netherlands & Belgium BV heeft oppositie ingesteld op grond van haar oudere Benelux-woordmerk WONDERMIX. Bij beslissing van 8 juli 2019 heeft de vierde kamer van beroep van het EUIPO de beslissing van de oppositieafdeling houdende volledige toewijzing van de oppositie gedeeltelijk vernietigd. Zij was van oordeel dat er verwarringsgevaar bestond voor een deel van de waren waarop de inschrijvingsaanvraag betrekking had.

Het door Katjes Fassin tegen die beslissing ingestelde beroep werd verworpen door het Gerecht bij beschikking van 10 juli 2020(1). Nadat Katjes Fassin had vernomen dat opposante haar oppositie tegen de inschrijving van het merk WONDERLAND had ingetrokken vóór de uitspraak van het Gerecht, heeft zij een verzoek tot herziening ingediend. Zij verzoekt het Gerecht om de procedure in deze zaak te hervatten en zijn beschikking te wijzigen.

Bij een eerste beslissing(2) verklaart het Gerecht het verzoek tot herziening ontvankelijk. Bij een tweede beslissing(3) wijst het Gerecht dit verzoek toe en oordeelt het dat niet behoeft te worden beslist op het beroep tot vernietiging, dat zonder voorwerp is geraakt.

Beoordeling door het Gerecht

In zijn eerste beslissing spreekt het Gerecht zich uit over de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening. Om te beginnen herinnert het eraan dat slechts om herziening van een beslissing van het Gerecht kan worden verzocht op grond van de ontdekking van een feit dat van beslissende invloed kan zijn en dat vóór de uitspraak van het arrest of de betekening van de beschikking onbekend was aan het Gerecht en de partij die om de herziening verzoekt.(4) Verder benadrukt het Gerecht dat herziening een buitengewoon rechtsmiddel is dat het mogelijk maakt het gezag van gewijsde van een definitieve rechterlijke beslissing in geding te brengen op grond van de omstandigheid dat de rechterlijke instantie zich op bepaalde feitelijke vaststellingen heeft gebaseerd.

Na deze verduidelijkingen onderzoekt het Gerecht in de eerste plaats of het verzoek tot herziening voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden. In dit verband merkt het Gerecht op dat opposante het EUIPO weliswaar had meegedeeld dat zij de oppositie introk, maar dat het EUIPO Katjes Fassin daarvan niet in kennis had gesteld. Aangezien verzoekster dus niet was ingelicht over de daadwerkelijke intrekking van de oppositie vóór de betekening van de beschikking van 10 juli 2020, kon zij niet op de hoogte zijn van dit feit op het tijdstip van die betekening. Het Gerecht had evenmin weet van de intrekking van de oppositie toen het die beschikking gaf, aangezien noch het EUIPO noch opposante het Gerecht daarvan op de hoogte had gebracht.

Voorts oordeelt het Gerecht dat de intrekking van de oppositie een feit is dat van beslissende invloed kan zijn. Wanneer de oppositie wordt ingetrokken tijdens de procedure voor de Unierechter die is gericht tegen een beslissing op een beroep dat bij het EUIPO werd ingesteld tegen de beslissing op de oppositie, vervalt immers de grondslag van de procedure en raakt deze zonder voorwerp. Het Gerecht preciseert dat niet valt uit te sluiten dat het de beschikking van 10 juli 2020 niet had gegeven indien het vóór het geven van die beschikking op de hoogte was geweest van de intrekking van de oppositie.

In de tweede plaats doet het Gerecht uitspraak over het procesbelang van Katjes Fassin. Het wijst erop dat het bestaan van dat belang in casu niet kan worden uitgesloten, ondanks het feit dat het beroep tot vernietiging zonder voorwerp is geraakt als gevolg van de intrekking van de oppositie. Het Gerecht herinnert eraan dat het specifieke voorwerp van een herziening erin bestaat, het gezag van gewijsde van een rechterlijke beslissing in geding te brengen, en stelt vervolgens vast dat verzoekster, door het gezag van gewijsde van de beschikking van 10 juli 2020 – die feitelijke en juridische overwegingen bevat die voor haar nadelig zijn – in geding te brengen, in een voordeliger positie terechtkomt, wat haar procesbelang rechtvaardigt. Verder merkt het Gerecht op dat de herziening van die beschikking haar ook een voordeel kan opleveren wat de verdeling betreft van de kosten waarin zij was verwezen.

Het Gerecht oordeelt dat is voldaan aan de voorwaarden voor ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening en dat Katjes Fassin er belang bij heeft om herziening van de beschikking van 10 juli 2020 te vragen.

In zijn tweede beslissing spreekt het Gerecht zich uit over de zaak ten gronde. Het stelt vast dat op het tijdstip van de betekening van de beschikking van 10 juli 2020 de grondslag van de oppositieprocedure was vervallen en de beslissing waartegen beroep tot vernietiging was ingesteld in het hoofdgeding, moest worden geacht nooit te hebben bestaan. Indien het Gerecht tijdig in kennis was gesteld van de intrekking van de oppositie, zou het die beschikking derhalve niet hebben vastgesteld.

Bijgevolg wijst het Gerecht het verzoek tot herziening toe, stelt het vast dat als gevolg van de intrekking van de oppositie het beroep tot vernietiging zonder voorwerp is geraakt en dat er dus niet op behoeft te worden beslist, en verwijst het elke partij in haar eigen kosten in verband met de procedure tot vernietiging.


1      Beschikking van 10 juli 2020, Katjes Fassin/EUIPO - Haribo The Netherlands & Belgium (WONDERLAND) (T‑616/19, niet gepubliceerd, EU:T:2020:334).


2      Beschikking van 22 april 2021, Katjes Fassin/EUIPO - Haribo The Netherlands & Belgium (WONDERLAND) (T‑616/19 REV, EU:T:2021:213).


3      Beschikking van 13 september 2021, Katjes Fassin/EUIPO - Haribo The Netherlands & Belgium (WONDERLAND) (T‑616/19 REV, EU:T:2021:597).


4      Artikel 169, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.