Language of document :

Beroep ingesteld op 19 juni 2006 - Longinidis / Cedefop

(Zaak F-74/06)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Pavlos Longinidis (Thessaloniki, Griekenland) (vertegenwoordigers: N. Korogiannakis en N. Keramidas, advocaten)

Verwerende partij: Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop)

Conclusies

nietig te verklaren het besluit van de directie van het Cedefop van 30 november 2005 houdende beëindiging van verzoekers contract voor onbepaalde tijd;

nietig te verklaren het besluit van de directie van het Cedefop van 10 maart 2006 houdende afwijzing van verzoekers verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging van voormeld besluit;

nietig te verklaren het besluit van de directie van het Cedefop van 9 december 2005, waarbij verzoeker uit zijn functie als hoofd van de dienst juridische aangelegenheden en beheer van contracten ("Head of Legal and Contract Management Service") is teruggezet in de rang van adviseur van het Cedefop;

nietig te verklaren het besluit van 24 mei 2006 waarbij de commissie van beroep van het Cedefop verzoekers klacht tot nietigverklaring van de drie voornoemde besluiten heeft afgewezen, daar dit besluit de redenen van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) voor de opzegging van verzoekers contract bevat;

nietig te verklaren het besluit van 11 november 2005 waarbij de directie van het Cedefop de samenstelling van de commissie van beroep heeft gewijzigd;

nietig te verklaren het besluit van 14 november 2005 waarbij de commissie van beroep van het Cedefop haar reglement voor de procesvoering heeft gewijzigd;

nietig te verklaren het besluit van de commissie van beroep van het Cedefop van 10 maart 2006, waarbij verzoekers klacht met het oog op nietigverklaring van voornoemde besluiten van 11 november 2005 en 14 november 2005 is afgewezen;

nietig te verklaren het besluit van de directie van het Cedefop van 28 april 2006 houdende afwijzing van verzoekers verzoek om de adjunct-directeur van het Cedefop te verwijderen uit de leiding van het administratieve onderzoek betreffende laatstgenoemde en verzoeker;

nietig te verklaren het besluit van de commissie van beroep van het Cedefop van 9 maart 2006 inzake de klacht van een personeelslid van het Cedefop, voor zover dat besluit verzoekers reputatie en professionele integriteit aantast;

het Cedefop te veroordelen tot vergoeding van verzoekers financiële schade - gelijk aan de basissalarissen, salarisaanvullingen en pensioenrechten - die hij door voornoemd besluit van 30 november 2005 heeft geleden;

het Cedefop te veroordelen tot betaling van 50 000 EUR aan verzoeker als vergoeding van de morele schade die hij door voornoemde besluiten van 30 november 2005 en 9 maart 2006 heeft geleden;

het Cedefop te veroordelen tot betaling van een symbolische euro aan verzoeker als vergoeding van de morele schade die hij door voornoemd besluit van 11 november 2005 heeft geleden;

de verwerende partij te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Bij het besluit van 30 november 2006 heeft de directrice van het Cedefop het tussen verzoeker en het Cedefop gesloten arbeidscontract voor onbepaalde tijd beëindigd. Volgens verzoeker heeft het TABG met de vaststelling van dit besluit de grenzen van zijn discretionaire bevoegdheid overschreden en berust het besluit op misbruik van bevoegdheid, schending van de rechten van verdediging en van het recht te worden gehoord, alsmede op tegenstrijdige motivering.

Volgens verzoeker blijkt uit de verklaring die het TABG in het kader van het onderzoek van de administratieve klacht heeft gegeven, dat de reden voor het ontslag gezocht moet worden in verzoekers voorstel in augustus 2005 om een arbeidscontract voor bepaalde tijd van een werkneemster, waarvan verzoeker de hiërarchieke meerdere was, niet te verlengen. Het TABG heeft die werkneemster na de vervanging van het leidinggevend personeel van het Cedefop herplaatst en verzoeker ontslagen. Het TABG heeft die besluiten genomen op basis van een kennelijk onjuiste beoordeling van de omstandigheden, en het besluit om verzoeker te ontslaan is duidelijk in strijd met het dienstbelang.

Vervolgens voert verzoeker aan dat de andere bestreden besluiten schending van de interne wettelijke procedures van het Cedefop inhouden, zoals de bepalingen inzake de commissie van beroep, de bepalingen betreffende de administratieve onderzoeken en de tuchtprocedures.

Verzoeker eist ook schadevergoeding wegens de onrechtmatige opzegging van zijn contract. Ten slotte eist hij schadevergoeding van het Cedefop op basis van de bepalingen inzake de niet-contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschapsinstellingen, omdat hij persoonlijk zou zijn geschaad en zijn professionele reputatie zou zijn aangetast door het ontslagbesluit en door de inhoud van het besluit van de commissie van beroep inzake de klacht van voornoemde werkneemster.

____________