Language of document :

Beroep ingesteld op 30 april 2010 - IVBN/Commissie

(Zaak T-201/10)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed, Nederland (IVBN) (Voorburg, Nederland) (vertegenwoordiger: Maarten Meulenbelt, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies van verzoekende partij

Ontvankelijkverklaring van het beroep;

Nietigverklaring van de bestreden Beschikking van de Commissie;

Veroordeling van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vraagt de nietigverklaring van Beschikking C(2009)9963 final van de Commissie van 15 december 2009 inzake steunmaatregel E 2/2005 en N 642/2009 (Nederland) - bestaande steun en speciale projectsteun aan woningcorporaties. Ter ondersteuning van haar verzoek roept verzoekster 3 middelen in.

Ten eerste voert verzoekster aan dat de artikelen 18 en 19 van Verordening nr. 659/19991, de artikelen 106, lid 2, 107 en 108 VWEU en het motiveringsbeginsel geschonden zijn. Volgens verzoekster heeft de Commissie de feiten onjuist weergegeven betreffende de verplichting voor woningcorporaties om huren in rekening te brengen beneden de door de Staat vastgestelde, redelijke huurprijzen. Voorts is volgens verzoekster de afbakening van de doelgroep voor sociale huisvesting niet gemotiveerd en onjuist. De Commissie zou tevens ten onrechte geen objectieve grens hebben gesteld aan de stichtingskosten voor de te steunen woningen en aan de inherente kwaliteit, zoals weergegeven in de huurprijs, van deze huurwoningen. Voorts zou er onvoldoende waarborg zijn gegeven tegen overcompensatie, waardoor de Commissie eveneens artikel 5 van de Beschikking aangaande de diensten van algemeen economisch belang2 schendt. Tenslotte voert verzoekster in dit verband aan dat de Commissie niet is ingegaan op de klacht van verzoekster betreffende de rol van het Woningsinvesteringsfonds en de Nederlandse Waterschapsbank.

Ten tweede voert verzoekster een schending aan van artikel 1, sub c, van Verordening 659/1999 en artikel 4, lid 1, van Verordening 794/20043, evenals een schending van het motiveringsbeginsel. Volgens verzoekster heeft de Commissie nagelaten om deugdelijk nader onderzoek te verrichten en vast te stellen dat de steun aan woningcorporaties zoals besproken in zaak E 2/2005, geheel of tenminste voor een belangrijk deel als nieuwe steun is aan te merken en niet als bestaande steun.

Tenslotte voert verzoekster aan dat de Commissie in strijd heeft gehandeld met de artikelen 106, lid 2, 107 en 108 VWEU door na te laten de formele onderzoeksprocedure van artikel 108, lid 2, VWEU in samenhang met artikelen 4 en 6 van Verordening 659/1999 te openen, waardoor tevens de uit deze bepalingen voortvloeiende procedurele rechten van verzoekster zijn onthouden.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83, blz. 1).

2 - Beschikking 2005/842/EG van de Commissie van 28 november 2005 betreffende de toepassing van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst die aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen wordt toegekend (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 2673) (PB L 312, blz. 67).

3 - Verordening (EG) nr 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140, blz. 1).