Language of document : ECLI:EU:F:2009:60

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

12 juni 2009

Zaak F‑65/08

Michael Kipp

tegen

Europese Politiedienst (Europol)

„Openbare dienst – Personeel van Europol – Geen verlenging van overeenkomst – Overeenkomst voor onbepaalde tijd – Ontvankelijkheid – Procesbelang – Beroep gericht tegen besluit dat op moment van instelling van beroep is verdwenen – Ontbreken van voorafgaande klacht”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 40, lid 3, van de Overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst) en artikel 93, lid 1, van het Statuut voor de personeelsleden van Europol, en strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de directeur van Europol van 4 oktober 2007 houdende weigering om verzoekers overeenkomst te verlengen en hem een overeenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden, het besluit van de directeur van Europol van 29 april 2008 tot afwijzing van zijn klacht tegen voormeld besluit van 4 oktober 2007 en het besluit van de directeur van Europol van 12 juni 2008 waarbij nogmaals is geweigerd om zijn overeenkomst te verlengen.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Verzoeker wordt verwezen in de kosten.

Samenvatting

Ambtenaren – Beroep – Procesbelang – Beoordeling op tijdstip van instelling van beroep – Verdwijning van bestreden besluit

Het procesbelang, een noodzakelijke voorwaarde voor de ontvankelijkheid van het beroep, moet bestaan in het stadium van de instelling van het beroep. Het beroep tot nietigverklaring van een besluit dat voor de datum van inschrijving van het verzoekschrift uit de rechtsorde is verdwenen, omdat na heronderzoek een nieuw besluit is genomen om andere redenen en op basis van andere elementen dan die waarop de administratie zich bij de vaststelling van het eerste besluit had gebaseerd, is derhalve niet-ontvankelijk. Het nieuwe besluit is geen bevestigend, maar een zelfstandig besluit, dat in de plaats komt van het voorgaande besluit.

(cf. punten 36, 37, 39 en 40)

Referentie:

Hof: 7 juni 2007, Wunenburger/Commissie, C‑362/05 P, Jurispr. blz. I‑4333, punt 42

Gerecht van eerste aanleg: 18 juni 1992, Turner/Commissie, T‑49/91, Jurispr. blz. II‑1855, punten 24‑26; 13 december 1996, Lebedef/Commissie, T‑128/96, JurAmbt. blz. I‑A‑629 en II‑1679, punten 19 en 21; 29 september 1999, Neumann en Neumann-Schölles/Commissie, T‑68/97, JurAmbt. blz. I‑A‑193 en II‑1005, punt 58; 27 januari 2000, TAT European Airlines/Commissie, T‑49/97, Jurispr. blz. II‑51, punten 30‑36; 24 april 2001, Torre e.a./Commissie, T‑159/98, JurAmbt. blz. I‑A‑83 en II‑395, punt 28; 5 maart 2004, Liakoura/Raad, T‑281/03, JurAmbt. blz. I‑A‑61 en II‑249, punten 36‑38; 13 september 2005, Fernández-Gómez/Commissie, T‑272/03, JurAmbt. blz. I‑A‑229 en II‑1049, punten 36 en 42‑44

Gerecht voor ambtenarenzaken: 15 juli 2008, Pouzol/Rekenkamer, F‑28/08, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑0000 en II‑A‑1‑0000, punten 45‑50