Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 9 april 2013 door Patrizia De Luca tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 30 januari 2013 in zaak F-20/06 RENV, De Luca/Commissie

(Zaak T-200/13 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: Patrizia De Luca (Brussel, België) (vertegenwoordigers: S. Orlandi en J.-N. Louis, advocaten)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie en Europese Commissie

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

te verklaren en vast te stellen,

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 30 januari 2013, De Luca/Commissie (F-20/06 RENV, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), wordt vernietigd;

opnieuw uitspraak te doen en,

te verklaren en vast te stellen,

het besluit van de Europese Commissie van 23 februari 2005 om rekwirante aan te stellen als administrateur wordt nietig verklaard, voor zover zij daarbij wordt ingedeeld in de rang A*9, salaristrap 2;

de Commissie wordt verwezen in de kosten van de beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van de hogere voorziening voert rekwirante een aantal grieven aan ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting:

aangezien het GVA het arrest van het Gerecht van 14 december 2011 in zaak T-563/10 P, De Luca/Commissie, aldus heeft uitgelegd dat het het onderzoek van de wettigheid van het in eerste aanleg bestreden besluit beperkt tot de gevolgen van de overeenkomstige toepassing van de aanwervingsregels, zonder er rekening mee te houden dat de bepalingen op het gebied van het normale loopbaanverloop superieur zijn;

aangezien het GVA heeft geoordeeld dat artikel 12, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie naar analogie van toepassing kon zijn, ofschoon het vaststelde dat dit voor rekwirante geen enkel voordeel had in termen van loopbaan en dat het beperkte voordeel in termen van bezoldiging op termijn zou verdwijnen;

aangezien het GVA niet de wettigheid heeft onderzocht van artikel 12, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut en van de overeenkomstige toepassing ervan op rekwirante, daarbij rekening houdend met het beginsel van gelijke behandeling en het recht op ontwikkeling van loopbaan;

aangezien de kennelijke ongeschiktheid van de toepassing van artikel 12, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut door het GVA moet worden nagegaan en niet door rekwirante moet worden aangetoond;

aangezien het GVA van meet af aan, zonder grondig onderzoek, het argument heeft afgewezen dat rekwirante had ontleend aan schending van de gelijke behandeling, voortvloeiende uit het feit dat ambtenaren, ondanks de statutaire wijzigingen, nog steeds in aanmerking komen voor bevordering krachtens artikel 45 van het Statuut, terwijl dit voor rekwirante, wegens de toepassing van artikel 12, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut, niet het geval zou zijn.

____________