Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 15 maart 2004 ingesteld door S.I.M.S.A. srl e.a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-98/04)

Procestaal: Italiaans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 15 maart 2004 beroep ingesteld tegen Europese Commissie door S.I.M.S.A. srl e.a., vertegenwoordigd door M. A. Calabrese, advocaat.

Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:

-    de bestreden beschikking gedeeltelijk nietig te verklaren, voorzover hun daarbij impliciet de toestemming is geweigerd om bij de eerste aanbesteding op basis van staatssteunregeling nr. N 715/99 de verzoeken te herformuleren die zij hadden ingediend bij de voorlaatste, op basis van de vorige regeling georganiseerde aanbesteding;

-    de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep strekt tot gedeeltelijke nietigverklaring van de beschikking van 12 juli 2000, waarbij de Commissie zonder bezwaren te maken toelating heeft verleend voor staatssteunregeling nr. N 715/99, voorzover zij verzoeksters daarbij impliciet de toestemming heeft geweigerd om de verzoeken te herformuleren die zij hadden ingediend bij de derde, op basis van de vorige regeling georganiseerde aanbesteding.

Ter ondersteuning van hun vordering voeren verzoeksters de volgende middelen aan:

-    schending van wezenlijke vormvoorwaarden wegens niet-inleiding van de formele onderzoeksprocedure en wegens schending van de in artikel 253 EG bedoelde motiveringsplicht. Verdere wezenlijke vormgebreken vloeien volgens verzoeksters voort uit de schending van de artikelen 9, 18 en 19 van verordening (EG) nr. 659/99;

-    kennelijke beoordelingsfout, voorzover de Commissie ervan is uitgegaan dat de overschrijding van de termijn waarvoor de toelating voor de vorige regeling gold (die voor de onderhavige zaak als nog bestaand had moeten worden beschouwd), het verval van de tijdens deze termijn rechtmatig verworven rechten om de verzoeken te herformuleren tot gevolg had;

-    schending van het vertrouwens- en het rechtszekerheidsbeginsel, voorzover de Commissie opnieuw de verenigbaarheid met het Verdrag heeft willen beoordelen van een regeling waarvoor zij reeds toelating had verleend, en afbreuk heeft gedaan aan de rechtspositie van verzoeksters, die over werkelijke en eigen rechten beschikten, hoewel de Commissie geen enkel bezwaar had geuit tegen het ontstaan van deze rechten.

Ten slotte stellen verzoeksters schending van het beginsel van gelijke behandeling en van hun rechten van verdediging.

____________