Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 9 december 2011 door Eugène Emile Kimman tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 29 september 2011 in zaak F-74/10, Kimman/Commissie

(Zaak T-644/11 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: Eugène Emile Kimman (Overijse, België) (vertegenwoordigers: L. Levi en M. Vandenbussche, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie van 29 september 2011 in zaak F-74/10 te vernietigen;

dientengevolge, de door rekwirant in eerste aanleg geformuleerde vorderingen toe te wijzen en, bijgevolg,

rekwirants beoordelingsrapport over 2008 nietig te verklaren;

de verwerende partij te verwijzen in alle kosten;

de verwerende partij te verwijzen in alle kosten van de beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij vier middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan schending van artikel 6, lid 8, van bijlage I bij de algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 43 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, een verkeerde opvatting van de elementen van het dossier en een schending van de controle van een kennelijke beoordelingsfout bij het onderzoek door het GVA van het middel ontleend aan het feit dat de beoordelaar geen rekening heeft gehouden met het advies van de ad hoc-groep.

Tweede middel, ontleend aan een verkeerde opvatting van het dossier en de bewijslast en schending door het GVA van zijn motiveringsplicht bij het onderzoek van het middel ontleend aan de onregelmatigheid van de beroepsprocedure en een ontoereikende motivering van het in eerste aanleg bestreden beoordelingsrapport.

Derde middel, ontleend aan schending van de controle van de motiveringsplicht en de kennelijke beoordelingsfout alsmede schending van artikel 4, lid 6, van de algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 45 van het Ambtenarenstatuut bij het onderzoek door het GVA van de grief ontleend aan het feit dat geen rekening is gehouden met het werk dat de rekwirerende partij in het belang van de instelling heeft verricht.

Vierde middel, ontleend aan een verkeerde opvatting van het dossier en een miskenning van de bewijslast en de controle van een kennelijke beoordelingsfout bij het onderzoek door het GVA van de grief betreffende de beoordeling door de beoordelaar van de vraag of de rekwirerende partij al dan niet de vermeende reorganisatie van de dienst heeft gerespecteerd die sinds 2008 werd uitgeprobeerd.

____________