Language of document :

Beroep ingesteld op 23 mei 2013 – Italië/Commissie

(Zaak T-275/13)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: P. Gentili, avvocato dello Stato, G. Palmieri, gemachtigde)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de aankondiging van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/249/13 voor de vorming van twee reservelijsten van 37 en 27 kandidaten voor de aanwerving van administrateurs (AD 7) op de vakgebieden macro-economie en financiële economie nietig te verklaren;

de Commissie in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep is gericht tegen de aankondiging van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/249/13 voor de vorming van twee reservelijsten van 37 en 27 kandidaten voor de aanwerving van administrateurs (AD 7) op de vakgebieden macro-economie en financiële economie.

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij zeven middelen aan.

Eerste middel: schending van de artikelen 263, 264 en 266 VWEU

De Commissie heeft het gezag van het arrest van gewijsde van het arrest van het Hof in de zaak C-556/10 P geschonden, waarin aankondigingen op grond waarvan deelnemers aan algemene vergelijkende onderzoeken van de Unie alleen Engels, Frans en Duits als tweede taal kunnen opgeven, onrechtmatig zijn verklaard.

Tweede middel: schending van artikel 342 VWEU en van de artikelen 1 en 6 van verordening nr. 1/58.

Door te bepalen dat slechts drie talen als tweede taal kunnen worden opgegeven voor deelneming aan algemene vergelijkende onderzoeken van de Unie heeft de Commissie in werkelijkheid een nieuwe taalregeling van de instellingen ingevoerd, ofschoon de Raad dienaangaande over een exclusieve bevoegdheid beschikt.

Derde middel: schending van artikel 12 EG (thans artikel 18 VWEU), artikel 22 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 6, lid 3, EU, artikel 1, leden 2 en 3, van bijlage III bij het ambtenarenstatuut, de artikelen 1 en 6 van verordening nr. 1/58, en de artikelen 1 quinquies, leden 1 en 6, 27, lid 2, en 28, aanhef en sub f, van het ambtenarenstatuut.

De door de Commissie aangebrachte beperking op de taalkeuze is discriminerend, nu op grond van bovengenoemde bepalingen aan de Europese burger en de functionaris van de instellingen geen taalkundige beperkingen mogen worden opgelegd die niet algemeen en objectief zijn vastgelegd in interne reglementen van de instellingen overeenkomstig artikel 6 van verordening nr. 1/58 – die tot op heden niet zijn vastgesteld – en dergelijke beperkingen niet mogen worden opgelegd zonder een specifiek met redenen omkleed dienstbelang.

Vierde middel: schending van artikel 6, lid 3, EU voor zover op grond daarvan het vertrouwensbeginsel behoort tot de grondrechten zoals zij voortvloeien uit de constitutionele tradities die de lidstaten gemeen hebben.

De Commissie heeft het vertrouwen van de burger geschonden dat als tweede taal om het even welke taal van de Unie kan worden gekozen. Dit was tot eind 2007 steeds mogelijk en is bevestigd in het arrest van het Hof in zaak C-566/10 P.

Vijfde middel: misbruik van bevoegdheid en schending van essentiële regels verband houdend met de aard en het doel van aankondigingen van vergelijkende onderzoeken.

Door vooraf algemeen te bepalen dat slechts drie talen als tweede taal kunnen worden gekozen heeft de Commissie in feite de toetsing van de talenkennis van de kandidaten verlegd naar het stadium van de aankondiging en de toelatingseisen, terwijl die toetsing in het kader van het vergelijkend onderzoek dient plaats te vinden. Daardoor wordt de talenkennis beslissend ten opzichte van de beroepsbekwaamheden.

Zesde middel: schending van de artikelen 18 en 24, lid 4, VWEU, artikel 22 van het Handvest van de grondrechten van de Unie, artikel 2 van verordening nr. 1/58 en artikel 1 quinquies, leden 1 en 6, van het ambtenarenstatuut.

Doordat sollicitaties alleen mogen worden ingediend in het Engels, het Frans of het Duits en EPSO de sollicitant mededelingen over het verloop van het vergelijkende onderzoek in dezelfde taal toestuurt, wordt afbreuk gedaan aan het recht van de burger van de Unie, in zijn eigen taal met de instellingen te communiceren, en wordt een aanvullende discriminatie ingevoerd ten nadele van degene die niet beschikt over een grondige kennis van een van die drie talen.

Zevende middel: schending van de artikelen 1 en 6 van verordening nr. 1/58, de artikelen 1 quinquies, leden 1 en 6, en 28, aanhef en sub f, van het ambtenarenstatuut, artikel 1, lid 1, sub f, van bijlage III van het ambtenarenstatuut, en artikel 296, lid 2, VWEU (gebrek aan motivering), alsmede van het evenredigheidsbeginsel. Onjuiste voorstelling van de feiten.

De Commissie heeft als reden voor de beperking tot drie talen aangevoerd dat nieuwe personeelsleden vanaf het begin binnen de instelling moeten kunnen communiceren. Deze motivering strookt niet met de feiten omdat niet vaststaat dat de drie betrokken talen tussen taalgroepen binnen de instelling het meest worden gebruikt om te communiceren, en is onevenredig gelet op de beperking van een grondrecht zoals het recht om geen discriminatie op grond van taal te ondergaan.