Language of document :

Beroep ingesteld op 7 februari 2012 - Lafarge/Commissie

(Zaak T-49/12)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Lafarge (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: A. Winckler, F. Brunet en C. Medina, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

op grond van artikel 263 VWEU besluit C(2011) 8890 van de Europese Commissie van 25 november 2011 inzake een procedure op grond van artikel 24, lid 1, sub d, van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in zaak 39520 - Cement en aanverwante producten, nietig te verklaren

de Europese Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

Eerste middel: schending van verordening nr. 1/2003, aangezien de Commissie de haar bij artikel 24, lid 1, sub d, van verordening nr. 1/2003 verleende bevoegdheden te buiten is gegaan door te verlangen dat de verzoekende partij bevestigt dat haar antwoord volledig, juist en nauwkeurig is dan wel haar de ontbrekende informatie of de nodige verbeteringen meedeelt opdat haar antwoord volledig, juist en nauwkeurig zou zijn.

Tweede middel: schending van het evenredigheidsbeginsel, doordat de Commissie verder is gegaan dan passend en noodzakelijk was ter bereiking van het nagestreefde doel, door de vaststelling van een besluit waarmee van de verzoekende partij werd verlangd dat zij bevestigt dat haar antwoord volledig, juist en nauwkeurig is dan wel haar de ontbrekende informatie of de nodige verbeteringen meedeelt opdat haar antwoord volledig, juist en nauwkeurig zou zijn, hoewel, gelet op de omvang van de gevraagde informatie, een dergelijke bevestiging onmogelijk is, en de Commissie maatregelen had kunnen nemen die geschikter waren om zich ervan te vergewissen dat het antwoord van de verzoekende partij een betrouwbare basis kon vormen voor de beoordeling van de verenigbaarheid van de gedragingen van de ondernemingen met de artikelen 101 VWEU en 102 VWEU.

Derde middel: schending van de rechten van de verdediging en van het recht op een eerlijk proces doordat het bestreden besluit erop neerkomt dat van de verzoekende partij wordt verlangd dat zij alle voorbehouden in haar antwoord laat varen, terwijl zij, gelet op de complexiteit van de gevraagde informatie, een groot aantal keuzes heeft moeten maken.

Vierde middel: schending van het beginsel van behoorlijk bestuur doordat het bestreden besluit is vastgesteld zonder rekening te houden met de door de verzoekende partij in haar antwoord aangehaalde specifieke omstandigheden van het geval, en zonder haar vooraf te horen.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen [101 VWEU] en [102 VWEU] (PB 2003, L 1, blz. 1).