Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 8 mei 2013 door Peter Schönberger tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 7 maart 2013 in zaak T-186/11, Peter Schönberger / Europees Parlement

(Zaak C-261/13 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirant: Peter Schönberger (vertegenwoordiger: O. Mader, Rechtsanwalt)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement

Conclusies

I.        het arrest van het Gerecht van 7 maart 2013 in zaak T-186/11 vernietigen;

II.        de in eerste aanleg door rekwirant ingestelde vordering toewijzen en het bij schrijven van 25 januari 2011 aan rekwirant meegedeelde besluit van verweerder waarbij het onderzoek van zijn verzoekschrift nr. 1188/2010 is beëindigd zonder dat de commissie verzoekschriften de inhoud ervan heeft onderzocht, nietig verklaren;

III.        verweerder verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens rekwirant is het Gerecht in zijn beschrijving van de feiten voorbijgegaan aan het feit dat de voorzitter van de commissie verzoekschriften hem zonder nadere motivering heeft meegedeeld dat zijn verzoekschrift weliswaar ontvankelijk was maar dat de commissie verzoekschriften het niet ten gronde kon behandelen. Vervolgens heeft het Gerecht de feiten onjuist opgevat door ervan uit te gaan dat het verzoekschrift was onderzocht.

Rekwirant stelt dat het Gerecht de beschermingsomvang van het fundamentele recht om een verzoekschrift in te dienen onjuist heeft beoordeeld, doordat het er ten onrechte vanuit gegaan is dat deze beschermingsomvang beperkt is tot het onderzoek van de ontvankelijkheid van een verzoekschrift. Volgens rekwirant strekt de beschermingsomvang zich echter ook uit tot het recht op een onderzoek ten gronde van het verzoekschrift en op een beslissing ten gronde, mits het verzoekschrift ontvankelijk is (recht op behandeling ten gronde van het verzoekschrift).

De conclusie van het Gerecht, volgens welke het ontbreken van een onderzoek van een ontvankelijk verzoekschrift door het Parlement, anders dan het ontbreken van een onderzoek van een niet-ontvankelijk verzoekschrift, geen rechtsgevolgen sorteert, is volgens rekwirant tegenstrijdig.

Rekwirant betoogt dat het arrest van het Gerecht in strijd is met zijn eigen rechtspraak in zaak T-308/07 (Tegebauer)1 . In deze zaak heeft het Gerecht geoordeeld dat de doeltreffendheid van het recht om een verzoekschrift in te dienen kan worden aangetast wanneer de inhoud van een verzoekschrift niet is onderzocht.

Volgens rekwirant heeft het Gerecht over het hoofd gezien dat het Parlement het recht heeft geschonden door zijn besluit niet te motiveren. Het Gerecht heeft in dit verband zijn motivering om het verzoekschrift niet in behandeling te nemen, in de plaats gesteld van die van het Parlement.

Rekwirant stelt dat het Gerecht geen rekening heeft gehouden met het feit dat hem de mogelijkheid is ontzegd, de commissie verzoekschriften een objectieve toelichting bij zijn verzoek te geven.

____________

1 Arrest van het Gerecht van 14 september 2011 (nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie).