Language of document : ECLI:EU:C:2018:541

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

N. WAHL

van 5 juli 2018 (1)

Zaak C595/17

Apple Sales International,

Apple Inc.,

Apple retail France EURL

tegen

MJA, als curator van eBizcuss.com (eBizcuss)

[verzoek van de Cour de cassation (hoogste rechter in burgerlijke en handelszaken, Frankrijk) om een prejudiciële beslissing]

„Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Rechterlijke bevoegdheid in burgerlijke en handelszaken – Artikel 23 van verordening (EG) nr. 44/2001 – Forumkeuzebeding dat in een distributieovereenkomst is opgenomen – Door de distributeur ingestelde schadevordering wegens schending van artikel 102 VWEU door de leverancier”






 Inleiding

1.        Het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 23 van verordening (EG) nr. 44/2001(2), op grond van welke bepaling kan worden afgeweken van de in deze verordening bepaalde algemene regels inzake internationale rechterlijke bevoegdheid, ingeval de partijen, van wie er ten minste één woonplaats heeft in een lidstaat, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen om kennis te nemen van geschillen die ontstaan naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking.

2.        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen enerzijds de vennootschappen Apple Sales International, Apple Inc. en Apple retail France EURL en anderzijds MJA, in de hoedanigheid van curator van de vennootschap eBizcuss.com (hierna: „eBizcuss”), inzake een door laatstgenoemde vennootschap ingestelde vordering tot schadevergoeding vanwege schending van artikel 102 VWEU.

3.        Het Hof wordt verzocht te preciseren of en in hoeverre een forumkeuzebeding buiten toepassing kan worden gelaten teneinde de doeltreffendheid te waarborgen van schadevorderingen jegens ondernemingen die zich schuldig zouden hebben gemaakt aan misbruik van machtspositie.

4.        Aldus biedt deze zaak het Hof een nieuwe gelegenheid om de in zijn arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335), gekozen oplossing nader te preciseren voor de desbetreffende bij zogenaamde „private enforcement”-zaken betrokken marktdeelnemers, namelijk zij die forumkeuzebedingen opstellen en zij die een schadevordering willen instellen vanwege vermeend inbreuk op het mededingingsrecht, en in het bijzonder wegens schending van artikel 102 VWEU.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

5.        De overwegingen 2, 11 en 14 van verordening nr. 44/2001 luiden als volgt:

„(2)      Sommige verschillen in de nationale regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning van beslissingen bemoeilijken de goede werking van de interne markt. Bepalingen die de eenvormigheid van de regels inzake jurisdictiegeschillen in burgerlijke en handelszaken mogelijk maken alsook de vereenvoudiging van de formaliteiten met het oog op een snelle en eenvoudige erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissingen van de lidstaten waarvoor deze verordening verbindend is, zijn onontbeerlijk.

[...]

(11)      De bevoegdheidsregels moeten in hoge mate voorspelbaar zijn, waarbij als beginsel geldt dat de bevoegdheid in het algemeen gegrond wordt op de woonplaats van de verweerder; de bevoegdheid moet altijd op die grond kunnen worden gevestigd, behalve in een gering aantal duidelijk omschreven gevallen waarin het voorwerp van het geschil of de autonomie van de partijen een ander aanknopingspunt wettigt. Voor rechtspersonen moet de woonplaats autonoom worden bepaald om de gemeenschappelijke regels doorzichtiger te maken en jurisdictiegeschillen te voorkomen.

[...]

(14)      De autonomie van de partijen bij een andere overeenkomst dan een verzekerings-, consumenten‑ of arbeidsovereenkomst, waarvoor slechts een beperkte autonomie geldt met betrekking tot de keuze van het bevoegde gerecht, moet worden geëerbiedigd, behoudens de exclusieve bevoegdheidsgronden die in de verordening zijn neergelegd.”

6.        Artikel 23, lid 1, opgenomen in hoofdstuk II, afdeling 7, van verordening nr. 44/2001, heeft als opschrift „Door partijen aangewezen bevoegd gerecht” en luidt als volgt:

„Wanneer de partijen van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:

a)      hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;

b)      hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;

c)      hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.”

 Frans recht

7.        Op het tijdstip van de feiten van het hoofdgeding luidde artikel 1382 van de code civil (burgerlijk wetboek) als volgt:

„Hij die door een daad die hem kan worden toegerekend een ander schade toebrengt, is verplicht deze schade te vergoeden.”

8.        In artikel L. 420‑1 van de code de commerce (wetboek van koophandel) is het volgende bepaald:

„Verboden zijn, zelfs door de directe of indirecte tussenkomst van een buiten Frankrijk gevestigde vennootschap van een groep, onderling afgestemde feitelijke gedragingen, overeenkomsten, uitdrukkelijke of stilzwijgende afspraken of kartelvorming, wanneer zij ertoe strekken of tot gevolg kunnen hebben dat de mededinging op een markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst, voor zover zij erop zijn gericht:

1.      de toegang tot de markt of de vrije mededinging door andere ondernemingen te beperken;

2.      door middel van het kunstmatig opdrijven of laaghouden van de prijzen te beletten dat deze door het vrije spel van de markt tot stand komen;

3.      de productie, afzetmarkten, investeringen of de technische vooruitgang te beperken of te sturen;

4.      de markten of de toeleveringsbronnen te verdelen.”

9.        Artikel L. 420‑2 van het wetboek van koophandel bepaalt:

„Onder de in artikel L. 420‑1 bepaalde voorwaarden is misbruik van machtspositie door een onderneming of groep van ondernemingen op de interne markt of op een wezenlijk deel daarvan verboden. Dergelijk misbruik kan bestaan in verkoopweigering, koppelverkoop en discriminerende verkoopvoorwaarden, alsook in de beëindiging van de handelsrelatie om de enkele reden dat de handelspartner weigert zich te onderwerpen aan oneerlijke handelsvoorwaarden.

Voorts is het een onderneming of groep van ondernemingen verboden misbruik te maken van de economische afhankelijkheidspositie van een klant of leverancier indien hierdoor de goede werking van de mededinging of de mededingingsstructuur in gevaar kan worden gebracht. Dergelijk misbruik kan met name bestaan in verkoopweigering, koppelverkoop, discriminerende handelingen als bepaald in artikel L. 442‑6, lid I, en in zogenoemde ,assortimentsafspraken’”.

 Hoofdgeding, prejudiciële vragen en procedure bij het Hof

10.      Op 10 oktober 2002 heeft eBizcuss, thans vertegenwoordigd door de vennootschap MJA, met Apple Sales International, vennootschap naar Iers recht, een zogenaamde „Apple Authorized Reseller Agreement” gesloten, waarbij aan eerstgenoemde de hoedanigheid van erkend wederverkoper van Apple-producten is verleend. In deze overeenkomst, die nadien meerdere keren is gewijzigd en waarbij eBizcuss zich heeft verplicht tot de quasi-exclusieve distributie van de producten van haar medecontractant, was een forumkeuzebeding ten gunste van de Ierse rechter opgenomen.

11.      Het in het Engels opgestelde forumkeuzebeding luidde in de meest recente versie van de distributieovereenkomst van 20 december 2005 als volgt:

„This Agreement and the corresponding relationship between the parties shall be governed by and construed in accordance with the laws of the Republic of Ireland and the parties shall submit to the jurisdiction of the courts of the Republic of Ireland. Apple reserves the right to institute proceedings against Reseller in the courts having jurisdiction in the place where Reseller has its seat or in any jurisdiction where a harm to Apple is occurring.”(3)

12.      In april 2012 heeft eBizcuss bij de Tribunal de commerce de Paris (handelsrechter Parijs, Frankrijk) de veroordeling van de vennootschap Apple Sales International, de Amerikaanse vennootschap Apple en de Franse vennootschap Apple Retail France gevorderd tot betaling van een schadevergoeding van 62 500 000 EUR. Ter ondersteuning van haar vordering voerde eBizcuss in wezen aan dat verweersters zich schuldig hadden gemaakt aan mededingingsverstorende praktijken en oneerlijke handelspraktijken door vanaf 2009 hun eigen netwerk ten nadele van eBizcuss te bevoordelen.(4) In deze context heeft eBizcuss zich beroepen op schending van artikel 1382 (thans artikel 1240) van het Franse burgerlijk wetboek, artikel L. 420‑2 van het Franse wetboek van koophandel en artikel 102 VWEU.

13.      Bij vonnis van 26 september 2013 heeft de Tribunal de commerce de Paris de door verweersters opgeworpen exceptie van onbevoegdheid toegewezen omdat in de door Apple Sales International en eBizcuss gesloten overeenkomst een forumkeuzebeding ten gunste van de Ierse rechter was opgenomen.

14.      Bij arrest van 8 april 2014 heeft de Cour d’appel de Paris (rechter in tweede aanleg Parijs, Frankrijk) het tegen dit vonnis ingestelde beroep van eBizcuss verworpen en hiermee bevestigd dat de Franse rechter niet bevoegd was om uitspraak te doen op de schadevordering.

15.      Bij arrest van 7 oktober 2015 heeft de Cour de cassation (hoogste rechter in burgerlijke en handelszaken, Frankrijk) dit arrest vernietigd omdat de Cour d’appel de Paris artikel 23 van verordening nr. 44/2001, zoals uitgelegd door het Hof in zijn arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335), had geschonden door rekening te houden met het in de overeenkomst tussen eBizcuss en Apple Sales International opgenomen forumkeuzebeding, terwijl dit beding niet zag op geschillen inzake aansprakelijkheid wegens inbreuk op het mededingingsrecht.

16.      Bij arrest van 25 oktober 2016 heeft de Cour d’appel de Versailles (rechter in tweede aanleg Versailles, Frankrijk) het door eBizcuss ingestelde beroep toegewezen en de zaak terugverwezen naar de Tribunal de commerce de Paris.

17.      Apple Sales International, Apple en Apple Retail France hebben tegen dit arrest cassatieberoep ingesteld bij de verwijzende rechter, waarbij zij in wezen aanvoeren dat, wanneer een autonome vordering in de zin van het mededingingsrecht haar oorsprong vindt in de contractuele betrekking, rekening moet worden gehouden met een forumkeuzebeding, ook als dit beding niet uitdrukkelijk op een dergelijke vordering ziet, en vooraf geen inbreuk op het mededingingsrecht is vastgesteld door een nationale of Europese autoriteit.

18.      De verwijzende rechter merkt op dat hij ondertussen heeft kennisgenomen van een arrest van de Supremo Tribunal de Justiça (hoogste rechter in burgerlijke en handelszaken, Portugal) van 16 februari 2016 in de zaak Interlog en Taboada tegen Apple. Ook in deze zaak was Apple Sales International partij en was een soortgelijk in algemene bewoordingen opgesteld beding aan de orde. De Supremo Tribunal de Justiça heeft dit beding van toepassing verklaard op de partijen in een geding inzake eenzelfde vermeend misbruik van machtspositie naar Unierecht, en heeft bijgevolg de Portugese rechter onbevoegd verklaard.

19.      In deze omstandigheden heeft de Cour de cassation de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Moet artikel 23 van verordening nr. 44/2001 aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter bij wie een vordering tot schadevergoeding aanhangig is gemaakt door een distributeur tegen zijn leverancier op grond van artikel 102 VWEU, een forumkeuzebeding mag toepassen dat is opgenomen in de overeenkomst tussen de partijen?

2)      Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 23 van verordening nr. 44/2001 dan aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter bij wie een vordering tot schadevergoeding aanhangig is gemaakt door een distributeur tegen zijn leverancier op grond van artikel 102 VWEU, een forumkeuzebeding mag toepassen dat is opgenomen in de overeenkomst tussen de partijen, ook indien dat beding niet uitdrukkelijk zou verwijzen naar geschillen inzake aansprakelijkheid wegens inbreuk op het mededingingsrecht?

3)      Moet artikel 23 van verordening nr. 44/2001 aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter bij wie een vordering tot schadevergoeding aanhangig is gemaakt door een distributeur tegen zijn leverancier op grond van artikel 102 VWEU, een in de overeenkomst tussen de partijen opgenomen forumkeuzebeding buiten toepassing mag laten indien geen inbreuk op het mededingingsrecht is vastgesteld door een nationale of Europese autoriteit?”

20.      Apple Sales International, eBizcuss, de Franse regering en de Europese Commissie hebben schriftelijke opmerkingen ingediend.

 Analyse

21.      Dit verzoek om een prejudiciële beslissing betreft hoofdzakelijk de uitlegging van artikel 23 van verordening nr. 44/2001 in de specifieke context van een door een distributeur op grond van artikel 102 VWEU jegens diens leverancier wegens vermeend misbruik van machtspositie ingestelde schadevordering.

22.      Zoals blijkt uit de verschillende zienswijzen van de Franse rechters die uitspraak hebben gedaan in het hoofdgeding, bestaat er verdeeldheid over de exacte reikwijdte van de door het Hof in zijn arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335), gegeven uitlegging.

23.      Meer in het bijzonder rijst de vraag of een forumkeuzebeding dat voor alle geschillen inzake een overeenkomst en de hieruit voortvloeiende betrekkingen is overeengekomen, maar niet naar specifieke geschillen verwijst – zoals dat in het hoofdgeding waarin bevoegdheid is verleend aan de Ierse rechter – buiten toepassing moet worden gelaten wanneer autonome schadevorderingen worden ingesteld wegens vermeende schending van artikel 102 VWEU. Het Hof wordt verzocht te preciseren of en in hoeverre een door de partijen bij een overeenkomst (in casu een distributieovereenkomst) bedongen forumkeuzebeding rechtsgevolgen kan sorteren voor geschillen waarbij een partij stelt dat inbreuk op het Europese mededingingsrecht is gemaakt.

24.      Volgens een eerste uitlegging, die met name de Cour de cassation lijkt te hebben gekozen in haar arrest van 7 oktober 2015, kan slechts rekening worden gehouden met een dergelijk forumkeuzebeding indien het uitdrukkelijk verwijst naar geschillen inzake aansprakelijkheid wegens inbreuk op het mededingingsrecht.

25.      Volgens een tweede uitlegging, die met name is gegeven door de eerste in het hoofdgeding aangezochte rechters, maar ook, volgens verzoekster in het hoofdgeding, door de Supremo Tribunal de Justiça in zijn arrest van 16 februari 2016, Interlog en Taboada tegen Apple(5), is een in algemene bewoordingen geschreven forumkeuzebeding van toepassing op de partijen in een geschil inzake vermeend misbruik van machtspositie naar Unierecht.

26.      Alvorens de prejudiciële vragen te onderzoeken, lijkt het mij zinvol om ter inleiding enkele algemene overwegingen over de reikwijdte van artikel 23 van verordening nr. 44/2001 uiteen te zetten.

 Algemene overwegingen aangaande artikel 23 van verordening nr. 44/2001

27.      Het Hof is al meerdere keren verzocht uitlegging te geven van artikel 23 van verordening nr. 44/2001, alsook van de daaraan voorafgaande gelijkwaardige bepaling van artikel 17 van het verdrag van 27 september 1968.(6)

28.      Volgens vaste rechtspraak van het Hof moeten deze bepalingen worden uitgelegd in het licht van de meer algemene doelstellingen van het Executieverdrag en verordening nr. 44/2001, namelijk de versterking van de rechtszekerheid van in de Unie gevestigde personen door de eiser in staat te stellen om gemakkelijk te bepalen welk gerecht hij kan aanzoeken, en de verweerder om redelijkerwijs te voorzien voor welk gerecht hij kan worden opgeroepen.(7)

29.      Artikel 23 vormt een fundamentele bepaling binnen de algemene opzet van verordening nr. 44/2001: het verwoordt zowel het beginsel van voorrang van de autonomie van de vrijelijk uitgedrukte wil van de partijen (zie overweging 14 van deze verordening) als het vereiste van een hoge mate van voorspelbaarheid (zie overweging 11 van diezelfde verordening). Dit artikel heeft tot doel dat op duidelijke en nauwkeurige wijze een gerecht van een verdragsluitende staat wordt aangewezen dat bij uitsluiting bevoegd is overeenkomstig de wilsovereenstemming van partijen, die met inachtneming van de in dat artikel vermelde strikte vormvereisten tot uitdrukking is gebracht. De door deze bepaling gewilde rechtszekerheid zou gemakkelijk in gevaar kunnen komen, indien een overeenkomstsluitende partij deze verdragsregel opzij zou kunnen zetten door de enkele bewering, dat de gehele overeenkomst om aan het toepasselijke materiële recht ontleende redenen ongeldig is.(8)

30.      Het Hof heeft reeds benadrukt dat, voor zover op grond van artikel 23 kan worden afgeweken van de in verordening nr. 44/2001 bepaalde bevoegdheidsregels, de in dit artikel aan de rechtsgeldigheid van forumkeuzebedingen gestelde formele en materiële vereisten strikt moeten worden uitgelegd.(9) Wanneer evenwel aan deze formele en materiële vereisten is voldaan, moet het forumkeuzebeding kunnen worden toegepast. De keuze van het aangewezen gerecht kan namelijk uitsluitend worden getoetst in het licht van de overwegingen in verband met de vereisten van artikel 23 van verordening nr. 44/2001.(10)

31.      Het materiële vereiste dat de forumkeuze zich beperkt tot „geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan” is erop gericht te vermijden dat een partij wordt verrast doordat een bepaald gerecht is aangewezen om kennis te nemen van alle geschillen die zullen ontstaan in haar betrekkingen met haar medecontractant en die hun oorsprong vinden in andere betrekkingen dan die naar aanleiding waarvan de forumkeuze is bedongen. (11)

32.      Indien, gelet op dit materiële vereiste, wordt getwijfeld aan de toepasselijkheid van een forumkeuzebeding, staat het aan de nationale rechter voor wie het beding wordt ingeroepen om te bepalen of het zich uitstrekt tot het betrokken geschil.(12)

33.      Hoewel deze toetsing, waarbij de aangezochte rechter met name dient te bepalen of het betrokken geschil voor de partijen al dan niet redelijkerwijs voorzienbaar was op het moment dat zij het forumkeuzebeding overeenkwamen, alleen per geval kan worden uitgevoerd, dienen mijns inziens evenwel enkele uitleggingsrichtsnoeren voor ogen te worden gehouden.

34.      Gezien de voorrang van de autonomie van de partijen zoals deze tot uitdrukking is gebracht in het rechtsgeldig overeengekomen forumkeuzebeding, gaat het in de eerste plaats om het al dan niet kunnen vinden van een aanknopingspunt tussen enerzijds het betrokken geschil – in casu een vordering tot de vergoeding van schade die, in wezen, het gevolg is van vermeende mededingingsverstorende gedragingen – en anderzijds de in het beding bepaalde rechtsbetrekking, ongeacht of sprake is van niet-contractuele of contractuele aansprakelijkheid in de zin van verordening nr. 44/2001 en, a fortiori, de toepasselijke nationale bepalingen.

35.      Aldus kan een in het kader van de contractuele betrekking ontstaan niet-contractueel geschil binnen de werkingssfeer van het forumkeuzebeding vallen, indien het geschil zijn oorsprong vindt in de contractuele betrekking waarvoor dit beding is overeengekomen.

36.      Voorts is het vanwege de verbindende kracht van het beding niet vereist dat er enigerlei op „nabijheid” gebaseerde band bestaat tussen de in dit beding aangewezen rechter en het geschil. Met andere woorden kan het ontbreken van een band tussen enerzijds de in het forumkeuzebeding aangewezen rechter en anderzijds de betrokken partijen of het geschil niet in de weg staan aan de toepassing van het beding.(13)

37.      Bovendien kan het asymmetrische of eenzijdige karakter van een forumkeuzebeding, waarvan sprake is in het hoofdgeding, in die zin dat slechts één partij zich verbindt tot het aanzoeken van een welbepaalde rechter terwijl de andere partij zich het recht voorbehoudt om andere rechters aan te zoeken, op zich geen relevant element zijn voor de beoordeling van de geldigheid van dit beding ten aanzien van de in artikel 23 van verordening nr. 44/2001(14) genoemde vereisten, aangezien een dergelijk beding wel degelijk aan de voorspelbaarheidsdoelstelling beantwoordt.

38.      Tot slot impliceert een forumkeuzebeding dat het materiële recht dat op het geschil ten gronde van toepassing is in beginsel geen invloed heeft op de vaststelling van de rechterlijke bevoegdheid. Het is precies deze irrelevantie van de regels van materieel recht voor het forumkeuzebeding die een solide waarborg vormt voor de rechtszekerheid en voorspelbaarheid.(15)

39.      Ik zal deze overwegingen nader uitwerken in het vervolg van mijn analyse, waarin ik mij juist zal buigen over de vraag hoe een forumkeuzebeding moet worden beoordeeld in het kader van vorderingen die erop zijn gericht de doeltreffendheid te waarborgen van de aan particulieren verleende rechtsbescherming bij inbreuk op het mededingingsrecht.

 Eerste vraag: toepasselijkheid van een forumkeuzebeding in het kader van een door een distributeur op grond van artikel 102 VWEU jegens diens leverancier ingestelde schadevordering

40.      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of op grond van artikel 23 van verordening nr. 44/2001 een forumkeuzebeding over het algemeen kan worden toegepast wanneer de schadevordering is ingesteld vanwege vermeende schending van artikel 102 VWEU. Anders gezegd rijst de vraag of artikel 23 van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat het in beginsel in de weg staat aan de toepassing van een forumkeuzebeding in een geschil inzake schending van artikel 102 VWEU.

41.      In casu lijken alle betrokken partijen te beamen dat artikel 23 van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat het een nationale rechter toestaat – althans niet verbiedt – om een forumkeuzebeding in een dergelijke situatie toe te toepassen.

42.      Tegen deze gevolgtrekking kan niets worden ingebracht.

43.      In het verlengde van voorgaande overwegingen, en onverminderd de in verordening nr. 44/2001 bepaalde specifieke gevallen(16), zou de werking van een forumkeuzebeding niet van een ander materieel vereiste afhankelijk kunnen worden gesteld dan dat inzake het voorwerp van het beding, dat „een bepaalde rechtsbetrekking” moet betreffen.

44.      De irrelevantie van de regels van materieel recht voor de geldigheid van een forumkeuzebeding, wat – ik herhaal – een belangrijke waarborg vormt voor de eerbiediging van de autonomie van de partijen en voor de voorspelbaarheid, geldt in het bijzonder voor een geschil inzake vermeend inbreuk op het mededingingsrecht.

45.      Aangezien verordening nr. 44/2001 geen specifieke bepaling bevat op grond waarvan in een dergelijk geval kan worden afgeweken van de verbindende kracht van een forumkeuzebeding, kan het beginsel van een doeltreffende handhaving van de mededingingsregels niet worden ingeroepen om een dergelijk beding buiten toepassing te laten.

46.      Het nuttige effect van de artikelen 101 en 102 VWEU veronderstelt weliswaar dat eenieder vergoeding moet kunnen vorderen van de schade die hem is berokkend door een overeenkomst of een gedraging die de mededinging kan beperken of vervalsen.(17)

47.      Niettemin kan het aangezochte gerecht, zoals het Hof in zijn arrest van 21 mei 2015 in de zaak CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335) heeft geoordeeld, – omdat de doelstelling van verordening nr. 44/2001 anders niet wordt bereikt – niet weigeren een met artikel 23 van die verordening strokend forumkeuzebeding in aanmerking te nemen enkel op grond dat het van oordeel is dat het bij dat beding aangewezen gerecht de volle werking van het beginsel van doeltreffende handhaving van de regels van het mededingingsrecht niet zal waarborgen doordat het de benadeelde van vermeende of bewezen mededingingsverstorende gedragingen van ondernemingen geen volledige schadeloosstelling zal toekennen. Het stelsel van beroepswegen in elke lidstaat, aangevuld door het mechanisme van de prejudiciële verwijzing overeenkomstig artikel 267 VWEU, biedt de justitiabele in dit verband juist voldoende waarborg (18)

48.      Het vereiste van een doeltreffende handhaving van het verbod van misbruik van machtspositie staat dus op zich niet in de weg aan de mogelijkheid van partijen om, door middel van een forumkeuzebeding, af te wijken van de in verordening nr. 44/2001 bepaalde bevoegdheidsgronden.

49.      Gelet op een en ander stel ik voor om op de eerste vraag te antwoorden dat artikel 23 van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat het in beginsel niet in de weg staat aan de toepassing van een forumkeuzebeding in het kader van een autonome schadevordering die, zoals die in het hoofdgeding, door een distributeur jegens diens leverancier is ingesteld wegens vermeende schending van artikel 102 VWEU.

 Tweede vraag: vereiste van een uitdrukkelijke verwijzing naar geschillen inzake aansprakelijkheid wegens inbreuk op het mededingingsrecht

50.      Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of artikel 23 van verordening nr. 44/2001 in de weg staat aan de toepassing van een forumkeuzebeding dat niet uitdrukkelijk verwijst naar „geschillen inzake aansprakelijkheid wegens inbreuk op het mededingingsrecht”.

51.      De rechter vraagt zich in feite af welke preciseringen forumkeuzebedingen moeten bevatten teneinde te kunnen worden toegepast op vorderingen inzake het mededingingsrecht, in casu een vordering wegens schade die zou zijn veroorzaakt door schending van artikel 102 VWEU.

52.      Dienaangaande breng ik in herinnering dat, voor zover artikel 23, lid 1, van verordening nr. 44/2001 de partijen toestaat om, uitsluitend voor de oplossing van „geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan”, af te wijken van de in deze verordening bepaalde bevoegdheidsregels, het aan deze partijen staat het beding zodanig op te stellen dat hun wil hierin zo goed mogelijk tot uitdrukking wordt gebracht.

53.      De vraag of een dergelijk beding zich uitstrekt tot een concrete vordering is immers altijd afhankelijk van de manier waarop dit beding is opgesteld en van de eventuele uitlegging ervan door de aangezochte rechter.

54.      Het is dan ook niet mogelijk om in abstracto, dat wil zeggen zonder naar de concrete bewoordingen van precies het betrokken forumkeuzebeding te verwijzen, te antwoorden op de vraag of dit beding, indien het niet uitdrukkelijk naar geschillen inzake aansprakelijkheid wegens inbreuk op het mededingingsrecht verwijst, op dergelijke geschillen van toepassing blijft. Het staat aan de aangezochte nationale rechter, die als enige de taak heeft om de exacte reikwijdte van dit beding te bepalen, te beoordelen of het geschil inzake aansprakelijkheid van de medecontractant wegens inbreuk op het mededingingsrecht zijn oorsprong vindt in de rechtsbetrekking waarvoor dit beding is overeengekomen.

55.      Wat betreft de toepasselijkheid van een forumkeuzebeding in het kader van een schadevordering vanwege een mededingingsverstorende gedraging kan immers niet worden uitgesloten dat de vordering voortvloeit uit een contractuele context, en de rechter het beding bijgevolg moet toepassen, ongeacht of het uitdrukkelijk naar „geschillen inzake aansprakelijkheid wegens inbreuk op het mededingingsrecht” verwijst.

56.      Het zou mijns inziens onredelijk zijn om in alle gevallen van de partijen bij het geschil te verlangen dat zij exact de aard van de vorderingen hebben gespecificeerd die binnen de werkingssfeer van het forumkeuzebeding moeten vallen. Een dergelijk beding wordt immers in min of meer algemene bewoordingen opgesteld opdat het zich kan uitstrekken tot alle vorderingen die op enigerlei wijze voortvloeien uit de contractuele betrekking in het kader waarvan dit beding is overeengekomen.

57.      Met een forumkeuzebeding willen partijen in de eerste plaats een bepaald gerecht aanwijzen voor de beslechting van alle geschillen inzake de door hen aangegane betrekking, zonder dat zij altijd in staat zijn te voorzien en te benoemen welke geschillen er tussen hen kunnen ontstaan. Als dit anders zou zijn, zou ernstig afbreuk worden gedaan aan de werking en de reikwijdte van een dergelijk beding.

58.      Deze gevolgtrekking ligt mijns inziens in het verlengde van de oplossing die is gekozen in de zaak die heeft geleid tot het arrest CDC Hydrogen Peroxide(19), en met name van punt 69 ervan.

59.      Opgemerkt moet worden dat het Hof in dit arrest weliswaar in herinnering heeft gebracht dat de uitlegging van een jurisdictiebeding om te bepalen tot welke geschillen dat beding zich uitstrekt, een zaak is van de nationale rechter voor wie het beding wordt ingeroepen (punt 67 van het genoemde arrest), maar voor de nationale rechter niettemin enkele richtsnoeren heeft geformuleerd (punten 68 tot en met 71) voor de uitlegging van forumkeuzebedingen die in algemene zin verwijzen naar „alle geschillen voortvloeiend uit of verband houdend met de overeenkomst”.

60.      Het Hof heeft met name aangegeven dat een beding dat abstract verwijst naar geschillen die in contractuele betrekkingen ontstaan, niet geldt voor een geschil waarin een medecontractant betrokken raakt wegens een verbintenis uit onrechtmatige daad op grond dat hij aan een onrechtmatige mededingingsregeling heeft deelgenomen. Waar het daarentegen gaat om een beding dat betrekking heeft „op geschillen betreffende aansprakelijkheid wegens een inbreuk op het mededingingsrecht”, zou de aangezochte rechter zich onbevoegd moeten verklaren.(20)

61.      Mijns inziens moet deze laatste overweging niettemin in haar context worden bezien, gelet op de bijzondere omstandigheden van de zaak die tot dit arrest heeft geleid.

62.      Ten eerste betrof het geschil in deze zaak een door de vennootschap CDC ingestelde collectieve vordering tot de gerechtelijke en buitenrechtelijke inning van schuldvorderingen. Deze vordering was ingesteld wegens vermeende kartelafspraken tussen meerdere in verschillende lidstaten gevestigde ondernemingen, die zich beriepen op de forumkeuzebedingen in enkele van de verkoopovereenkomsten die zij hadden gesloten met de ondernemingen die stelden dat zij door deze kartelafspraken, die bij een beschikking(21) van de Commissie waren vastgesteld, waren benadeeld.

63.      De door het Hof gekozen oplossing had in deze context het voordeel dat de schadevordering niet over meerdere fora/gerechten zou worden versnipperd als gevolg van een ruime uitlegging van de werkingssfeer van de forumkeuzebedingen in overeenkomsten die zich, mijns inziens, niet uitstrekten tot de kartelafspraken tussen een van de contractpartijen en derden. De in het hoofdgeding door CDC ingestelde schadevordering was namelijk gericht tegen in vijf verschillende lidstaten buiten Duitsland gevestigde ondernemingen.

64.      Ten tweede waren de betrokken afspraken daarenboven van nature geheim en maakten zij dus geen deel uit van de verkoopovereenkomsten waarin de litigieuze forumkeuzebedingen waren opgenomen. De doelstelling van voorspelbaarheid, die de inroepbaarheid van forumkeuzebedingen rechtvaardigt, en de bijbehorende doelstelling dat een partij niet wordt „verrast” doordat een bepaald gerecht is aangewezen voor geschillen die voortvloeien uit rechtsbetrekkingen waarvoor het beding niet is overeengekomen (zie punt 68 van het arrest CDC), waren in deze omstandigheden argumenten om het litigieuze forumkeuzebeding juist buiten toepassing te laten.

65.      In mijn ogen is het vereiste dat uitdrukkelijk wordt verwezen naar „geschillen inzake aansprakelijkheid wegens inbreuk op het mededingingsrecht” enkel relevant voor geschillen die duidelijk niet voortvloeien uit de rechtsbetrekking waarvoor het forumkeuzebeding is overeengekomen.

66.      De door het Hof gegeven aanwijzingen moeten dan ook aldus worden opgevat dat zij eraan herinneren dat de betrokken geschillen daadwerkelijk hun oorsprong moeten vinden in de contractuele betrekkingen tussen de partijen bij de betrokken overeenkomst (zie met name punt 70 van hetzelfde arrest). Daarentegen kan de door het Hof gekozen oplossing mijns inziens niet aldus worden uitgelegd dat een forumkeuzebeding in exacte bewoordingen moet verwijzen naar alle geschillen inzake niet-contractuele aansprakelijkheid die zich tussen partijen kunnen voordoen.

67.      In dit verband kan bijvoorbeeld niet worden uitgesloten dat gedragingen die kartelvorming of misbruik van machtspositie zouden uitmaken, als die welke zich kunnen voordoen in het kader van een stelsel van selectieve distributie, voortvloeien uit de distributieovereenkomst en bijgevolg binnen de werkingssfeer van het hierin opgenomen in algemene bewoordingen opgestelde forumkeuzebeding vallen dat niet uitdrukkelijk verwijst naar mogelijke vorderingen vanwege inbreuk op de mededingingsregels.

68.      Indien de vermeende gedraging betrekking heeft op discriminatie bij het opleggen van tarief‑ en toeleveringsvoorwaarden, zoals in het hoofdgeding het geval lijkt te zijn, kan niet worden uitgesloten dat het geschil zijn oorsprong vindt in de rechtsbetrekking tussen de leverancier en diens distributeur. De aangezochte nationale rechter kan dus voor een vordering wegens inbreuk op de mededingingsregels vaststellen dat de aangevoerde feiten betrekking hebben op de contractuele betrekking waarvoor een forumkeuzebeding is overeengekomen, ook als dit beding in algemene bewoordingen is opgesteld.

69.      Een belangrijke precisering dringt zich op. Het gaat hier niet om verschillende toepassingen van artikel 23 van verordening nr. 44/2001 en, meer in het bijzonder, om verschillende opvattingen van de toepasselijkheid van een forumkeuzebeding op geschillen inzake aansprakelijkheid wegens inbreuk op het mededingingsrecht naargelang de vordering is gegrond op een schending van het kartelverbod (artikel 101 VWEU) of misbruik van machtspositie (artikel 102 VWEU).

70.      Vanuit het oogpunt van de procesvoering en de rechterlijke bevoegdheid is er in beginsel geen reden om deze inbreuken verschillend te behandelen. Dienaangaande heb ik weinig op met de zienswijze dat de op grond van artikel 101 VWEU verboden afspraken hoe dan ook nadelig zijn, los van iedere contractuele betrekking, terwijl de als misbruik van machtspositie aangemerkte en op grond van artikel 102 VWEU verboden gedragingen noodzakelijkerwijs hun oorsprong zouden vinden in de overeenkomst tussen de pleger van het vermeende misbruik en de benadeelde.

71.      Per geval, en dus ongeacht de rechtsgrondslag van de vordering, moet worden vastgesteld of de gedraging die het voorwerp is van het geschil betrekking heeft op de contractuele betrekking in het kader waarvan het forumkeuzebeding is overeengekomen.

72.      Voor zover het geschil zijn oorsprong vindt in deze betrekking kan het binnen de werkingssfeer vallen van het in algemene bewoordingen opgestelde forumkeuzebeding dat niet uitdrukkelijk verwijst naar eventuele rechtsgronden van in te stellen vorderingen.

73.      Aldus kan een schadevordering wegens vermeende schending van artikel 102 VWEU contractuele prorogatie van rechtsmacht genieten, indien de vordering haar oorsprong vindt in de overeenkomst, zonder dat deze vordering uitdrukkelijk in het litigieuze beding moet zijn vermeld.

74.      Dit is precies de oplossing die de Supremo Tribunal de Justiça lijkt te hebben gekozen in zijn arrest van 16 februari 2016 in de zaak Interlog en Taboada tegen Apple. Deze rechter heeft namelijk vastgesteld dat de bij hem aanhangig gemaakte vordering weliswaar een mededingingsverstorende gedraging betrof, maar deze niettemin „[...] afweek van het evenwicht (of programma) van de [litigieuze] overeenkomst”. Bijgevolg heeft deze rechter geoordeeld dat het bij hem aanhangig gemaakte geschil wel degelijk zijn oorsprong vond in de rechtsbetrekking in het kader waarvan het beding was overeengekomen. Dit beding was dan ook volledig van toepassing op de feiten van de zaak.

75.      Op dezelfde manier zou ook voor een schadevordering uit hoofde van artikel 101 VWEU kunnen worden vastgesteld dat zij in bepaalde omstandigheden haar oorsprong vindt in de rechtsbetrekking in het kader waarvan het forumkeuzebeding is overeengekomen. Dit zou het geval kunnen zijn voor een distributeur op grond van diezelfde bepaling ingestelde vordering tegen een leverancier die aan het hoofd van een exclusief of selectief distributienetwerk staat, wegens diens gedragingen jegens zijn distributeurs.

76.      Of een forumkeuzebeding dat niet uitdrukkelijk verwijst naar geschillen inzake aansprakelijkheid wegens inbreuk op het mededingingsrecht al dan niet van toepassing is, hangt bijgevolg af van de wijze waarop de nationale rechter voor wie het wordt ingeroepen dit beding, in het licht van de wil van de partijen en de manier waarop het beding is opgesteld, beoordeelt.

77.      Indien blijkt dat de partijen, die de mogelijkheid van een bepaald geschil niet hebben kunnen voorzien, niet de intentie hadden om het geschil op te nemen in de werkingssfeer van een in abstracte bewoordingen opgesteld forumkeuzebeding, kan dit beding hun bij een dergelijk geschil niet worden tegengeworpen. Dit zou met name het geval zijn voor een geschil inzake de aansprakelijkheid van één van de partijen vanwege haar afspraken met ondernemingen die geen partij zijn bij de contractuele betrekking.

78.      Wanneer het geschil weliswaar betrekking heeft op een inbreuk op het mededingingsrecht, maar zijn oorsprong vindt in de overeenkomst, omdat het met name de door partijen overeengekomen contractvoorwaarden betreft, valt het daarentegen naar zijn aard binnen de werkingssfeer van het forumkeuzebeding. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor vorderingen op grond van artikel 102 VWEU waarmee wordt opgekomen tegen de tarief‑ en toeleveringsvoorwaarden die zijn bedongen in een distributieovereenkomst waarin een forumkeuzebeding is opgenomen.

79.      Gelet op voorgaande overwegingen dient mijns inziens op de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 23 van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat het een nationale rechter bij wie een schadevordering op grond van artikel 102 VWEU is ingesteld, verplicht een forumkeuzebeding toe te passen, indien het betrokken geschil zijn oorsprong vindt in de rechtsbetrekking in het kader waarvan dit beding is overeengekomen. Het staat dus aan de nationale rechter om per geval vast te stellen of het betrokken geschil inzake aansprakelijkheid wegens inbreuk op het mededingingsrecht binnen de werkingssfeer van een forumkeuzebeding kan vallen, ook als dit beding in algemene bewoordingen is opgesteld.

 Derde vraag: vereiste van een vaststelling vooraf door een mededingingsautoriteit van inbreuk op het mededingingsrecht voor de toepassing van een forumkeuzebeding

80.      Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of het forumkeuzebeding buiten toepassing kan worden gelaten omdat vooraf geen inbreuk op het mededingingsrecht is vastgesteld door een nationale of Europese mededingingsautoriteit.

81.      Hoewel het arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335), geen enkele aanwijzing in die richting bevat, rijst met andere woorden de vraag of de omstandigheid dat de betrokken schadevordering wegens inbreuk op het mededingingsrecht ook wel „stand‑alone”-vordering genoemd, ter onderscheid van de zogenaamde „follow‑on”-vordering die in bovengenoemd arrest aan de orde was autonoom is, al dan niet rechtvaardigt dat het forumkeuzebeding buiten toepassing wordt gelaten.

82.      In het verlengde van de hierboven uiteengezette overwegingen, stel ik voor om deze vraag ontkennend te beantwoorden.

83.      Mijns inziens is de aard van de bij de rechter aanhangig gemaakte schadevordering („follow‑on”- of „stand‑alone”) geen relevant criterium voor de beoordeling van de toepasselijkheid van een forumkeuzebeding. Het al dan niet bestaan van een vaststelling vooraf door een mededingingsautoriteit van een inbreuk op de mededingingsregels behoort immers in het geheel niet tot de overwegingen die moeten prevaleren bij de beslissing om een forumkeuzebeding al dan niet toe te passen op een bepaald geschil, en in het bijzonder op een vordering tot vergoeding van de schade die zou zijn geleden wegens inbreuk op de mededingingsregels.

84.      Gelet op de overwegingen 3, 12 en 13 van richtlijn 2014/104/EU(22) zij eraan herinnerd dat de artikelen 101 en 102 VWEU rechtstreekse werking in de betrekkingen tussen particulieren hebben en voor de betrokken personen rechten en verplichtingen in het leven roepen op de naleving waarvan de nationale rechterlijke instanties moeten toezien. Zo heeft eenieder die meent door een inbreuk op de mededingingsregels te zijn benadeeld, het recht om vergoeding van de door hem geleden schade te vorderen, ongeacht of er vooraf door een mededingingsautoriteit een inbreuk is vastgesteld.(23)

85.      Voorts is het vaste rechtspraak dat, in tegenstelling tot geschillen inzake sancties die door een administratieve autoriteit in de uitoefening van het wettelijk gezag zijn opgelegd en tot het gebied van de „administratiefrechtelijke zaken” behoren, een schadevordering wegens een vermeende inbreuk op het mededingingsrecht een vordering is in een burgerlijke zaak of een handelszaak in de zin van verordening nr. 44/2001 en dus binnen de werkingssfeer van deze verordening valt.(24)

86.      Op grond van artikel 23, lid 1, van deze verordening kunnen de partijen middels een forumkeuzebeding niet alleen afwijken van de algemene bevoegdheid, maar ook van de bijzondere bevoegdheden die in deze verordening zijn bepaald. Bijgevolg kan de verwijzende rechter in beginsel gebonden zijn door een van de in deze verordening bepaalde algemene en bijzondere bevoegdheden afwijkend forumkeuzebeding.(25)

87.      Net zomin als de regels van materieel recht die op een geding ten gronde van toepassing zijn geen afbreuk kunnen doen aan die mogelijkheid(26), kan daarvoor niet als voorwaarde worden gesteld dat de litigieuze vordering beoogt inbreuken te bestraffen op het Europese mededingingsrecht die vooraf door de bevoegde autoriteiten zin vastgesteld. Het is namelijk de partijautonomie die rechtvaardigt dat voorrang wordt verleend aan de keuze van een ander forum dan uit hoofde van verordening nr. 44/2001 bevoegd zou zijn geweest.(27)

88.      Tot slot zou, teneinde vast te stellen of een forumkeuzebeding op een geschil van toepassing is, een onderscheid tussen „stand‑alone”- en „follow‑on”-vorderingen mijns inziens volledig haaks staan op de in artikel 23 van verordening nr. 44/2001 bepaalde voorspelbaarheidsdoelstelling, in die zin dat hiermee de toepassing van het beding afhankelijk zou worden gesteld van de vaststelling achteraf van een inbreuk door een mededingingsautoriteit. Net zo min als een dergelijke vaststelling een voorwaarde zou mogen zijn om een forumkeuzebeding buiten toepassing te laten, kan niet worden volstaan met de vaststelling dat het betrokken geschil betrekking heeft op een autonome vordering („stand‑alone”) om te voorkomen dat een dergelijk beding buiten toepassing wordt gelaten, onafhankelijk van de concrete toetsing van het beding en de rechtsbetrekking in het kader waarvan dit beding is overeengekomen.

89.      Ik stel dan ook voor om op de derde vraag te antwoorden dat artikel 23 van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat het louter ontbreken van een vaststelling vooraf van een inbreuk op het mededingingsrecht op grond van artikel 102 VWEU niet volstaat om een forumkeuzebeding toe te passen of juist buiten toepassing te laten, in geval van een schadevordering wegens inbreuk op de mededingingsregels.

 Conclusie

90.      Gelet op al het voorgaande geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van de Cour de cassation te beantwoorden als volgt:

„1)      Artikel 23 van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat het in beginsel niet in de weg staat aan de toepassing van een forumkeuzebeding in het kader van een autonome schadevordering die, zoals die in het hoofdgeding, door een distributeur jegens diens leverancier is ingesteld wegens vermeende schending van artikel 102 VWEU.

2)      Artikel 23 van verordening nr. 44/2001 moet aldus worden uitgelegd dat het een nationale rechter bij wie een schadevordering op grond van artikel 102 VWEU is ingesteld, verplicht een in een overeenkomst opgenomen forumkeuzebeding toe te passen, indien het betrokken geschil zijn oorsprong vindt in de rechtsbetrekking in het kader waarvan dit beding is overeengekomen. Het staat dus aan de nationale rechter om per geval vast te stellen of het betrokken geschil inzake aansprakelijkheid wegens inbreuk op het mededingingsrecht binnen de werkingssfeer van een forumkeuzebeding kan vallen, ook als dit beding in algemene bewoordingen is opgesteld.

3)      Artikel 23 van verordening nr. 44/2001 moet aldus worden uitgelegd dat het louter ontbreken van een vaststelling vooraf van een inbreuk op het mededingingsrecht op grond van artikel 102 VWEU niet volstaat om een forumkeuzebeding toe te passen of juist buiten toepassing te laten, in geval van een schadevordering wegens inbreuk op de mededingingsregels.”


1      Oorspronkelijke taal: Frans.


2      Verordening van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1).


3      De partijen in het hoofdgeding zijn het niet eens over de vertaling in het Frans van de cursieve passage, die volgens verzoekster „et la relation correspondante” en volgens verweerster „et les relations en découlant” moet zijn. Dit verschil in aanmerking genomen, kan het beding als volgt in het Frans worden vertaald: „Le présent contrat et la relation correspondante (traduction de la requérante)/et les relations en découlant (traduction de la défenderesse) entre les parties seront régis par et interprétés conformément au droit de l’Irlande et les parties se soumettent à la compétence des tribunaux de l’Irlande. Apple se réserve le droit d’engager des poursuites à l’encontre du revendeur devant les tribunaux dans le ressort duquel est situé le siège du revendeur ou dans tout pays dans lequel Apple subit un préjudice.” [„De door partijen gesloten onderhavige overeenkomst en de bijbehorende betrekking (vertaling van verzoekster)/de hieruit voortvloeiende betrekkingen (vertaling van verweerster) tussen partijen zullen worden beheerst door en worden uitgelegd volgens het Ierse recht, en partijen verlenen bevoegdheid aan de Ierse rechter. Apple behoudt zich het recht voor om vorderingen jegens de wederverkoper aanhangig te maken bij het gerecht in het rechtsgebied waar de wederverkoper is gevestigd of in een land waar Apple schade heeft geleden.”]


4      In het bij het Hof ingediende dossier stelt verzoekster – die als „Apple Premium Reseller” een quasi-exclusieve wederverkoper van Apple-producten zou zijn geworden – met name te zijn gediscrimineerd ten opzichte van de Apple Stores, zowel wat betreft de bevoorrading met Apple-producten als de opgelegde tarieven.


5      De partijen in het hoofdgeding zijn het namelijk niet eens over de uitlegging en de exacte reikwijdte van dit arrest. Zo heeft eBizcuss in haar schriftelijke opmerkingen aangevoerd dat de Cour de cassation en de Supremo Tribunal de Justiça in de door hen gewezen arresten weliswaar verschillende oplossingen aandragen, maar zij artikel 23 van verordening nr. 44/2001 niet verschillend uitleggen. eBizcuss stelt met name dat de Portugese rechter het litigieuze forumkeuzebeding op de betrokken zaak van toepassing heeft verklaard na soeverein te hebben vastgesteld dat in het geding sprake was van „niet-nakoming van contractuele afspraken en/of te vorderen schadevergoeding wegens ontbinding van de overeenkomst” en niet van „aansprakelijkheid vanwege inbreuk op het mededingingsrecht”.


6      Voor zover verordening nr. 44/2001 in de betrekkingen tussen de lidstaten in de plaats is getreden van het verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals gewijzigd bij de achtereenvolgende verdragen inzake de toetreding van de nieuwe lidstaten tot dat verdrag (PB 1972, L 299, blz. 32; hierna: „Executieverdrag”), zij eraan herinnerd dat de door het Hof gegeven uitlegging van de bepalingen van dat verdrag ook voor die van deze verordening geldt, wanneer de bepalingen van deze instrumenten als gelijkwaardig kunnen worden aangemerkt, wat het geval is voor artikel 23 van verordening nr. 44/2001, dat in de plaats is getreden van artikel 17, eerste alinea, van het Executieverdrag (zie met name arrest van 28 juni 2017, Leventis en Vafeias, C‑436/16, EU:C:2017:497, punt 31).


7      Zie arrest van 3 juli 1997, Benincasa (C‑269/95, EU:C:1997:337, punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


8      Zie arrest van 3 juli 1997, Benincasa (C‑269/95, EU:C:1997:337, punt 29).


9      Zie, naar analogie, met name arresten van 14 december 1976, Estasis Saloti di Colzani (24/76, EU:C:1976:177, punten 6 en 7), en 28 juni 2017, Leventis en Vafeias (C‑436/16, EU:C:2017:497, punt 39).


10      Zie naar analogie, aangaande de uitlegging van artikel 17 van het Executieverdrag, arrest van 16 maart 1999, Castelletti (C‑159/97, EU:C:1999:142, punt 49).


11      Zie met name arresten van 10 maart 1992, Powell Duffryn (C‑214/89, EU:C:1992:115, punt 31), en 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335, punt 68).


12      Zie in die zin arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335, punt 67 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


13      Zie arrest van 16 maart 1999, Castelletti (C‑159/97, EU:C:1999:142, punten 46 e.v. en aldaar aangehaalde rechtspraak), waarin eraan wordt herinnerd dat artikel 17 van het Executieverdrag, dat overeenkomt met artikel 23 van verordening nr. 44/2001, geen rekening houdt met enige objectieve samenhang tussen de litigieuze rechtsbetrekking en het aangewezen gerecht. Zie naar analogie, eveneens aangaande de uitlegging van artikel 17 van het Executieverdrag, arrest van 24 juni 1981, Elefanten Schuh (150/80, EU:C:1981:148, punt 27) op grond waarvan de wetgeving van een verdragsluitende staat niet in de weg kan staan aan de geldigheid van een forumkeuzebeding op de enkele grond dat de door de partijen gebezigde taal een andere is dan die welke door die wetgeving wordt voorgeschreven.


14      Op dit punt verschilt artikel 23 van verordening nr. 44/2001 qua formulering van artikel 17 van het Executieverdrag, waarin uitdrukkelijk was bepaald dat „[i]ndien de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter slechts is gemaakt ten behoeve van een der partijen, [...] deze het recht [behoudt] zich te wenden tot elk ander gerecht dat [...] bevoegd is”. Artikel 23 verschilt ook van artikel 25 van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2012, L 351, blz. 1), die van toepassing is op rechtsvorderingen vanaf 10 januari 2015. Ingevolge deze laatste bepaling is de bevoegdheid van de in een forumkeuzebeding aangewezen rechter exclusief „tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft”.


15      Zie arrest van 3 juli 1997, Benincasa (C‑269/95, EU:C:1997:337, punten 27 en 29).


16      Het betreft hier de in verordening nr. 44/2001 bepaalde exclusieve bevoegdheid voor, ten eerste, geschillen inzake verzekeringsovereenkomsten (afdeling 3), door consumenten gesloten overeenkomsten (afdeling 4) en individuele arbeidsovereenkomsten en, ten tweede, de in artikel 22 van deze verordening genoemde gevallen.


17      Zie arrest van 13 juli 2006, Manfredi e.a. (C‑295/04–C‑298/04, EU:C:2006:461, punt 60 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


18      Zie in die zin arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335, punt 63).


19      Arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335).


20      Zie arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335, punten 69 en 71).


21      In casu beschikking 2006/903/EG van de Commissie van 3 mei 2006 in een procedure op grond van artikel [81 EG] en artikel 53 van de EER-overeenkomst ten aanzien van Akzo Nobel NV, Akzo Nobel Chemicals Holding AB, EKA Chemicals AB, Degussa AG, Edison SpA, FMC Corporation, FMC Foret SA, Kemira Oyj, L’Air Liquide SA, Chemoxal SA, Snia SpA, Caffaro Srl, Solvay SA/NV, Solvay Solexis SpA, Total SA, Elf Aquitaine SA en Arkema SA (Zaak COMP/F/C.38.620 — Waterstofperoxide en perboraat) (PB 2006, L 353, blz. 54).


22      Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie (PB 2014, L 349, blz. 1).


23      Zie in die zin arrest van 14 juni 2011, Pfleiderer (C‑360/09, EU:C:2011:389, punten 28 en 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


24      Zie arrest van 28 juli 2016, Siemens Aktiengesellschaft Österreich (C‑102/15, EU:C:2016:607, punt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


25      Zie arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335, punten 59 en 61 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


26      Zie arrest van 21 mei 2015, CDC Hydrogen Peroxide (C‑352/13, EU:C:2015:335, punten 62 en 63 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


27      Zie arresten van 7 juli 2016, Hőszig (C‑222/15, EU:C:2016:525, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak), en 28 juni 2017, Leventis en Vafeias (C‑436/16, EU:C:2017:497, punt 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak).