Language of document : ECLI:EU:T:2011:589

Zaak T‑353/10

Lito Maieftiko Gynaikologiko kai Cheirourgiko Kentro AE

tegen

Europese Commissie

„Beroep tot nietigverklaring – Debetnota – Exceptie van niet-ontvankelijkheid – Contractuele aard van geschil – Aard van beroep – Aanvechtbare handeling”

Samenvatting van de beschikking

1.      Beroep tot nietigverklaring – Beroep dat in werkelijkheid geschil inzake overeenkomst betreft – Nietigverklaring van door Commissie opgestelde debetnota – Onbevoegdheid van rechter van Unie – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 263 VWEU en 288 VWEU)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Beroep dat in werkelijkheid geschil inzake overeenkomst betreft – Herkwalificatie van beroep – Voorwaarden

(Art. 263 VWEU en 272 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)

1.      Krachtens artikel 263 VWEU gaan de rechterlijke instanties van de Europese Unie de rechtmatigheid na van door de instellingen vastgestelde handelingen die ten aanzien van derden rechtsgevolgen beogen te hebben door hun rechtspositie aanmerkelijk te wijzigen. Deze bevoegdheid geldt slechts ten aanzien van de in artikel 288 VWEU bedoelde handelingen die de instellingen met gebruikmaking van hun bevoegdheden van openbaar gezag onder de in het VWEU gestelde voorwaarden verrichten.

De door de instellingen vastgestelde handelingen die zijn verricht in een zuiver contractuele context waarmee zij onlosmakelijk zijn verbonden, behoren daarentegen naar hun aard niet tot de in artikel 288 VWEU bedoelde handelingen waarvan nietigverklaring kan worden gevorderd krachtens artikel 263 VWEU.

Op basis van artikel 263 VWEU kan bij de rechter van de Unie dus slechts een beroep betreffende een door de Commissie in het kader van een tussen haar en verzoeker gesloten overeenkomst opgestelde debetnota worden ingesteld indien de debetnota beoogt bindende rechtsgevolgen teweeg te brengen die verder gaan dan die welke uit de overeenkomst voortvloeien en die de uitoefening impliceren van bevoegdheden van openbaar gezag die aan de Commissie handelend als bestuursorgaan zijn toegekend.

(cf. punten 22‑25)

2.      Wanneer de rechter van de Unie wordt verzocht uitspraak te doen op een beroep tot nietigverklaring of op een beroep tot schadevergoeding terwijl het in werkelijkheid gaat om een geschil van contractuele aard, herkwalificeert hij dat beroep indien aan de voorwaarden voor een dergelijke herkwalificatie is voldaan.

Wanneer de rechter van de Unie zich echter moet uitspreken over een geschil van contractuele aard, acht hij de herkwalificatie van een beroep tot nietigverklaring onmogelijk hetzij wanneer de uitdrukkelijke wil van verzoeker om zijn vordering niet te baseren op artikel 272 VWEU zich tegen een dergelijke herkwalificatie verzet, hetzij wanneer het beroep niet is gesteund op een middel inzake schending van de op de contractuele verhouding van toepassing zijnde regels, ongeacht of het daarbij gaat om bepalingen van de overeenkomst dan wel om de in de overeenkomst aangeduide bepalingen van nationaal recht.

(cf. punten 34‑35)