Language of document : ECLI:EU:T:2004:275

Zaak T‑310/00

MCI, Inc.

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Mededinging – Controle op concentraties – Beroep tot nietigverklaring – Procesbelang – Bevoegdheid van Commissie”

Samenvatting van het arrest

1.      Beroep tot nietigverklaring – Procesbelang – Beschikking van Commissie waarbij concentratie onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard – Afzien van concentratie door partijen, ter kennis van Commissie gebracht vóór vaststelling van beschikking – Geen invloed

(Art. 230, vierde alinea, EG)

2.      Mededinging – Concentraties – Bevoegdheid van Commissie – Beschikking waarbij concentratie onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard ingeval partijen hebben afgezien van concentratie – Daarvan uitgesloten

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 4 en 8)

3.      Gemeenschapsrecht – Beginselen – Bescherming van gewettigd vertrouwen – Vertrouwen gewekt door eenvoudige administratieve praktijk – Voorwaarden

1.      Een door een natuurlijke of rechtspersoon ingesteld beroep tot nietigverklaring is slechts ontvankelijk indien de verzoeker belang heeft bij nietigverklaring van de bestreden handeling. Een dergelijk belang veronderstelt dat de nietigverklaring van die handeling op zich rechtsgevolgen kan hebben of, volgens een andere formule, dat de uitslag van een beroep in het voordeel kan zijn van de partij die het heeft ingesteld.

Een onderneming die partij is bij een voorgenomen en aangemelde concentratie, die de Commissie vlak voordat deze een beschikking zou geven heeft meegedeeld van die operatie af te zien, juist om het geven van die beschikking te vermijden, houdt een belang bij nietigverklaring van de beschikking van de Commissie waarbij deze weigert met deze omstandigheid rekening te houden en de betrokken operatie onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaart.

Zolang de betrokken beschikking, die een vermoeden van geldigheid geniet totdat zij door de gemeenschapsrechter nietig wordt verklaard, bestaat, kan de onderneming wettelijk gezien niet met de andere partij bij de aangemelde concentratie fuseren, althans niet in de vorm en onder de voorwaarden die in de aanmelding zijn opgegeven, ingeval zij dat in de toekomst opnieuw voornemens zou zijn te doen.

Dat de onderneming niet noodzakelijkerwijs dit voornemen heeft of het misschien niet tot uitvoering zal brengen, vormt in dat opzicht een louter subjectieve omstandigheid die niet in aanmerking kan worden genomen bij de beoordeling van haar belang bij een beroep tot nietigverklaring van een handeling die onbetwistbaar bindende rechtsgevolgen in het leven roept welke haar belangen aantasten doordat zij haar rechtspositie aanmerkelijk wijzigen.

(cf. punten 44, 52, 53‑57)

2.      De Commissie overschrijdt de grenzen van haar bevoegdheid op grond van verordening nr. 4064/89 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, door een beschikking vast te stellen waarbij een aangemelde concentratie onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard, terwijl de aanmeldende partijen officieel hun aanmelding hebben ingetrokken en de Commissie hebben meegedeeld dat zij afzien van de concentratie in de vorm zoals bedoeld in die aanmelding. In een dergelijk geval is de Commissie wegens het ontbreken van een concentratie in de zin van artikel 4 van verordening nr. 4064/89 niet meer bevoegd, een beschikking op grond van artikel 8, lid 3, van die verordening te geven.

(cf. punten 91, 107)

3.      Een loutere praktijk of een tolerante houding van de administratie, die niet in strijd is met de geldende regeling en niet gepaard gaat met het gebruik van een beoordelingsvrijheid, kan het gewettigde vertrouwen van de betrokkenen wekken, zonder dat dit vertrouwen dus noodzakelijkerwijs hoeft te berusten op een mededeling die algemeen geldt.

(cf. punt 112)