Language of document : ECLI:EU:T:2011:425

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Vierde kamer)

6 september 2011 (*)

„Ambtenarenrecht – Aanwerving – Algemeen vergelijkend onderzoek – Besluit van EPSO om termijn voor indiening van sollicitaties met zes uur te verlengen – Verwijzing naar Gerecht voor ambtenarenzaken”

In zaak T‑282/11,

Ciprian-Calin Alionescu, wonende te Etterbeek (België), vertegenwoordigd door M. Stănculescu, advocaat,

verzoeker,

tegen

Bureau voor personeelsselectie van de Europese Gemeenschappen (EPSO),

verweerder,

betreffende een verzoek tot nietigverklaring van het besluit van het EPSO om de termijn voor indiening van sollicitaties voor algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/206‑207/11 met zes uur te verlengen, en tot vaststelling van uit die nietigverklaring voortvloeiende maatregelen,

geeft

HET GERECHT (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: I. Pelikánová (rapporteur), president, K. Jürimäe en M. van der Woude, rechters,

griffier: E. Coulon,

de navolgende

Beschikking

1        Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 24 mei 2011, heeft verzoeker, Ciprian-Calin Alionescu, het onderhavige beroep ingesteld tot nietigverklaring van het besluit van het Bureau voor personeelsselectie van de Europese Gemeenschappen (EPSO) om de termijn voor indiening van sollicitaties voor algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/206‑207/11 met zes uur te verlengen, en tot vaststelling van uit die nietigverklaring voortvloeiende maatregelen.

2        Krachtens artikel 8, lid 2, van bijlage I bij het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie verwijst het Gerecht, wanneer het vaststelt dat een beroep tot de bevoegdheid van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie behoort, de zaak naar dit Gerecht.

3        Volgens artikel 1 van bijlage I bij het Statuut van het Hof oefent het Gerecht voor ambtenarenzaken in eerste aanleg de bevoegdheid uit, overeenkomstig artikel 270 VWEU, uitspraak te doen in geschillen tussen de Europese Unie en haar personeelsleden.

4        Artikel 270 VWEU ziet op „elk geschil tussen de Unie en haar personeelsleden, binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgesteld door het Statuut van de ambtenaren van de Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie”.

5        Artikel 91, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: „Statuut”) preciseert in dit verband dat de Unierechter bevoegd is uitspraak te doen „in elk geschil tussen de Unie en een van de in [het] Statuut bedoelde personen, dat betrekking heeft op de wettigheid van een besluit waardoor deze persoon zich bezwaard acht”.

6        Nagegaan moet dus worden of het door verzoeker ingestelde beroep al dan niet valt binnen de werkingssfeer van artikel 270 VWEU, zoals omschreven in artikel 91, lid 1, van het Statuut.

7        Met zijn beroep betwist verzoeker de wettigheid van een door het EPSO genomen besluit waarvan hij stelt dat het voor hem bezwarend is.

8        Voorts is het betrokken besluit genomen in het kader van een algemeen vergelijkend onderzoek tot aanwerving van ambtenaren van de Unie waaraan verzoeker heeft deelgenomen. De aanwerving van ambtenaren van de Unie is met name geregeld in de artikelen 29 tot en met 31 van het Statuut en bijlage III bij dat Statuut. Als deelnemer aan het betrokken algemeen vergelijkend onderzoek valt verzoeker dus onder het Statuut.

9        Gelet op een en ander valt het onderhavige beroep binnen de werkingssfeer van artikel 270 VWEU.

10      Derhalve valt het onder de bevoegdheid van het Gerecht voor ambtenarenzaken, waarnaar de zaak moet worden verwezen.

HET GERECHT (Vierde kamer)

beschikt:

1)      Zaak T‑282/11 wordt verwezen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie.

2)      De beslissing over de kosten wordt aangehouden.

Luxemburg, 6 september 2011.

De griffier

 

       De president

E. Coulon

 

       I. Pelikánová


* Procestaal: Engels.