Language of document : ECLI:EU:C:2017:681

Zaak C‑503/16

Luís Isidro Delgado Mendes

tegen

Crédito Agrícola Seguros – Companhia de Seguros de Ramos Reais SA

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunal da Relação de Évora)

„Prejudiciële verwijzing – Verplichte verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven – Richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG, 90/232/EEG en 2009/103/EG – Diefstal van een voertuig – Verkeersongeval – Lichamelijk letsel en materiële schade die de verzekerde eigenaar als voetganger lijdt – Wettelijke aansprakelijkheid – Schadevergoeding – Dekking door de verplichte verzekering – Uitsluitingsclausules – Nationale regeling op grond waarvan de verzekerde eigenaar van het voertuig is uitgesloten van schadeloosstelling door de verzekering – Verenigbaarheid met die richtlijnen – Begrip ‚derden die het slachtoffer van een ongeval zijn’”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 14 september 2017

1.        Harmonisatie van de wetgevingen – Verzekering wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen – Omvang van de door de verplichte verzekering verleende garantie ten gunste van derden – Begrip „derden die het slachtoffer van een ongeval zijn” – Voetganger die de hoedanigheid van verzekerde eigenaar van het bij het ongeval betrokken voertuig heeft – Daaronder begrepen

(Richtlijnen van de Raad 72/166, 84/5, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/14, art. 2, lid 1, en 90/232, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/14, art. 1 bis)

2.        Harmonisatie van de wetgevingen – Verzekering wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen – Omvang van de door de verplichte verzekering verleende garantie ten gunste van derden – Uitsluiting van de schade die aan de verzekerde eigenaar van het voertuig is berokkend in diens hoedanigheid van voetganger – Ontoelaatbaarheid

(Richtlijnen van de Raad 72/166, art. 3, lid 1, 84/5, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/14, art. 1, lid 1, en 2, lid 1, en 90/232, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/14, art. 1 bis)

1.      Meer specifiek in verband met de situatie waarin een slachtoffer van een verkeersongeval de hoedanigheid heeft van verzekeringnemer en eigenaar van het bij dat ongeval betrokken voertuig, dient eraan te worden herinnerd dat het Hof heeft geoordeeld dat de met de eerste, de tweede en de derde richtlijn nagestreefde doelstelling om slachtoffers te beschermen vereist dat de rechtssituatie van de eigenaar van het voertuig die zich op het tijdstip van het ongeval als inzittende in dit voertuig bevond, wordt gelijkgesteld met die van elke andere inzittende die slachtoffer is van het ongeval (arrest van 1 december 2011, Churchill Insurance Company Limited en Evans, C‑442/10, EU:C:2011:799, punt 30). Naar analogie dient te worden geoordeeld dat een voetganger die bij een verkeersongeval is aangereden, niet op grond van het feit dat hij verzekeringnemer en eigenaar is van het voertuig waarmee dit ongeval is veroorzaakt, kan worden uitgesloten van het begrip „derden die slachtoffer zijn van een ongeval” in de zin van artikel 2, lid 1, van de tweede richtlijn en artikel 1 bis van de derde richtlijn. Zoals de verwijzende rechterlijke instantie heeft opgemerkt en de Commissie op goede gronden heeft betoogd, kan een verschil in behandeling, gelet op diezelfde in punt 41 van dit arrest genoemde beschermingsdoelstelling zoals nagestreefd met de eerste tot en met de derde richtlijn, immers niet worden gerechtvaardigd door de omstandigheid dat de eigenaar van het betrokken voertuig, tevens verzekeringnemer, zich tijdens het ongeval niet in dat voertuig bevond, maar als voetganger door dat voertuig is aangereden.

(zie punten 41, 44, 45)

2.      Artikel 3, lid 1, van richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid, artikel 1, lid 1, en artikel 2, lid 1, van de Tweede richtlijn (84/5/EEG) van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005, alsmede artikel 1 bis van de Derde richtlijn (90/232/EEG) van de Raad van 14 mei 1990 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/14, moeten aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan de verplichte verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, geen dekking en dus ook geen schadevergoeding biedt voor het lichamelijk letsel en de materiële schade die zijn geleden door een voetganger die slachtoffer is van een verkeersongeval, op de enkele grond dat die voetganger de verzekeringnemer en de eigenaar is van het voertuig waarmee die schade is toegebracht.

(zie punt 61 en dictum)