Language of document : ECLI:EU:F:2015:153

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

16 december 2015

Zaak F‑34/15

Stéphane De Loecker

tegen

Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)

„Openbare dienst – Personeel van EDEO – Tijdelijk functionaris – Psychisch geweld – Artikelen 12 bis en 24 van het Statuut – Verzoek om bijstand – Afwijzing – Verzoek om instelling van een administratief onderzoek – Recht om te worden gehoord – Schending”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee De Loecker vraagt om nietigverklaring van het besluit van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 14 april 2014 tot afwijzing van het verzoek om bijstand dat hij had ingediend krachtens de artikelen 12 bis en 24 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: „Statuut”), vervat in een document genaamd „Klacht”, dat hij bij brief van 9 december 2013 wegens feiten van psychisch geweld aan de hoge vertegenwoordiger had gezonden.

Beslissing:      Het besluit van de Europese Dienst voor extern optreden van 14 april 2014 tot afwijzing van het verzoek om bijstand dat De Loecker krachtens de artikelen 12 bis en 24 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie had ingediend wordt nietig verklaard. De Europese Dienst voor extern optreden draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van De Loecker.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Bijstandsverplichting van de administratie – Omvang

(Ambtenarenstatuut, art. 24)

2.      Ambtenaren – Rechten en verplichtingen – Intern onderzoek naar vermeend psychisch geweld – Recht van de klager om te worden gehoord

[Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 2, a); Ambtenarenstatuut, art. 12 bis]

1.      Wanneer de administratie wordt geconfronteerd met een incident dat in een ordelijke, serene ambtelijke sfeer geen pas geeft, moet zij ingevolge de krachtens artikel 24 van het Statuut op haar rustende bijstandsplicht met de nodige energie en met de door de omstandigheden van het concrete geval geëiste spoed en zorg optreden teneinde de feiten te achterhalen en er, met kennis van zaken, passende consequenties aan te verbinden. Hiertoe volstaat het dat de ambtenaar die de bescherming van zijn instelling vraagt, een begin van bewijs levert dat de aanvallen waarvan hij het slachtoffer stelt te zijn, echt zijn. Is dit het geval dan dient de betrokken instelling de geschikte maatregelen te nemen, en met name een administratief onderzoek in te stellen teneinde in samenwerking met de klager de feiten die aan de klacht ten grondslag liggen vast te stellen.

Enerzijds moet een functionaris, wanneer hij een verzoek om bijstand indient, een begin van bewijs leveren dat de aanvallen waarvan hij slachtoffer stelt te zijn echt zijn, met dien verstande dat het verzoek om bijstand zo precies en zo compleet mogelijk moet zijn, aangezien de administratie de in dat verzoek overgelegde elementen moet onderzoeken om te beslissen over het gevolg dat aan de procedure moet worden gegeven. Anderzijds ontstaat door de indiening van een verzoek om bijstand voor de instelling de verplichting om passende maatregelen te nemen, met name door te onderzoeken of er in samenwerking met de klager een administratief onderzoek moet worden ingesteld.

(cf. punten 41 en 48)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: arresten van 16 mei 2012, AF/Commissie, F‑61/10, EU:F:2012:65, punt 71, en van 11 juli 2013, Tzirani/Commissie, F‑46/11, EU:F:2013:115, punt 108 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      De situatie van een klager in het kader van een klacht wegens psychisch geweld kan niet worden gelijkgesteld met die van de persoon tegen wie de klacht is gericht en de procedurele rechten die moeten worden toegekend aan de van dat geweld beschuldigde persoon onderscheiden zich van de beperktere rechten waarover het vermeende slachtoffer van geweld in het kader van de administratieve procedure beschikt. Uit hoofde van het beginsel van behoorlijk bestuur kan laatstgenoemde echter aanspraak maken op het recht om te worden gehoord over de op hem betrekking hebbende feiten, aangezien een besluit tot afwijzing van een verzoek om bijstand wegens gesteld psychisch geweld ernstige consequenties kan hebben, daar de feiten bijzonder negatieve gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van het slachtoffer en de eventuele erkenning door de administratie van het bestaan van psychisch geweld op zich een gunstige invloed kan hebben op het herstel van het slachtoffer.

(cf. punt 43)

Referentie:

Gerecht van de Europese Unie: arrest van 23 september 2015, Cerafogli/ECB, T‑114/13 P, EU:T:2015:678, punt 40

Gerecht voor ambtenarenzaken: arresten van 16 mei 2012, Skareby/Commissie, F‑42/10, EU:F:2012:64, punten 46‑48, en van 23 oktober 2013, BQ/Rekenkamer, F‑39/12, EU:F:2013:158, punt 72