Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Nacional (Spanje) op 4 maart 2022 – Strafzaak tegen Juan

(Zaak C-164/22)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Audiencia Nacional

Partijen in de strafzaak

Juan

Andere partij: Minsterio Fiscal

Prejudiciële vragen

Is er in casu sprake van ,,bis in idem” in de zin van artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 54 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, aangezien het, gelet op de draagwijdte die de Europese rechtspraak aan dit begrip toekent, om dezelfde feiten gaat, of is het de verwijzende rechter die deze beoordeling dient te maken overeenkomstig de in de onderhavige beslissing geformuleerde beginselen, waaronder de noodzaak om de straffen te cumuleren en een strafmaximum vast te stellen overeenkomstig de criteria van evenredigheid, daar het om een en hetzelfde voortgezet misdrijf gaat?

Indien de conclusie, op basis van de in de onderhavige beslissing uiteengezette criteria, luidt dat er geen sprake is van een ,,bis in idem”-situatie, daar de feiten niet volledig hetzelfde zijn:

Zijn, gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval, de beperkingen op de gevolgen van beslissingen die in andere lidstaten van de Unie zijn gewezen, waarin uitdrukkelijk wordt voorzien door artikel 14, lid 2, van Ley Orgánica (organieke wet) 7/2014 van 12 november 2014 betreffende de uitwisseling van gegevens uit het strafregister en de inaanmerkingneming van strafvonnissen in de Europese Unie, waarbij de Europese wetgeving in nationaal recht is omgezet, dan verenigbaar met kaderbesluit 2008/675/JBZ1 van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie, alsook met artikel 45 en artikel 49, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen binnen de Unie?

Is het ontbreken, in het Spaanse recht, van een procedure die of een mechanisme dat voorziet in de erkenning van beslissingen die in andere Europese landen zijn gewezen, en de cumulatie, de aanpassing of beperking van straffen mogelijk maakt zodat de evenredigheid ervan is gewaarborgd, in het geval dat een in het buitenland uitgesproken veroordeling in Spanje ten uitvoer moet worden gelegd die betrekking heeft op feiten die in een context van continuïteit of strafrechtelijk verband staan met andere, in Spanje berechte feiten waarvoor ook een veroordeling is uitgesproken, in strijd met artikel 45 en artikel 49, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in samenhang met artikel 4, lid 6, van kaderbesluit 2002/584/JBZ1 van 13 juni 2002 en artikel 8, leden 1 en 2, van kaderbesluit 2008/909/JBZ2 van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie, en, in het algemeen, met het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen binnen de Unie?

____________

1     PB 2008, L 220, blz. 32.

1     Kaderbesluit van de Raad betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten – Verklaringen van sommige lidstaten bij de aanneming van het kaderbesluit (PB 2002, L 190, blz. 1).

1     PB 2008, L 327, blz. 27.