Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Okrazhen sad Smolyan (Bulgarije) op 13 juli 2023 – Glavna direktsia „Granichna politsia” kam Ministerstvo na vatreshnite raboti / BO

(Zaak C-435/23, Glavna direktsia „Granichna politsia”)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Okrazhen sad Smolyan

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij en appellante: Glavna direktsia „Granichna politsia” kam Ministerstvo na vatreshnite raboti

Verwerende partij en geïntimeerde: BO

Prejudiciële vragen

Moeten artikel 12, onder a), en overweging 8 van richtlijn 2003/88/EG1 alsmede de artikelen 20 en 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling (in casu artikel 187 van de Zakon za ministerstvoto na vatreshnite raboti [wet betreffende het ministerie van Binnenlandse Zaken] die de in vergelijking met dagarbeid kortere duur van de nachtarbeid die volgens de algemene regels voor werknemers in de particuliere sector geldt, niet toestaat voor werknemers in de publieke sector, zoals politieagenten en brandweerlieden, die ploegen- en nachtarbeid verrichten (ambtenaren in de zin van artikel 142, lid 1, punt 1, van deze wet) en daardoor leidt tot een hierna beschreven ongelijke behandeling, zonder dat dit verschil in behandeling verband houdt met een wettelijk toelaatbaar doel, namelijk:

Een groep werknemers in de publieke sector die belast is met bijzonder belangrijke taken op het gebied van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de bevolking (in dit geval politieagenten en brandweerlieden in de zin van artikel 142, lid 1, punt 1, van de wet betreffende het ministerie van Binnenlandse Zaken, die ploegen- en nachtarbeid verrichten), wordt benadeeld

а) zowel ten opzichte van een andere groep werknemers in dezelfde publieke sector die is belast met dezelfde taken van handhaving van de openbare orde en bescherming van de bevolking, maar die geen nachtarbeid verricht in het kader van ploegendienst (in het onderhavige geval de andere ambtenaren in de zin van artikel 142, lid 1, punt 1, van de wet betreffende het ministerie van Binnenlandse Zaken) en toch dezelfde voordelen ontvangt (bijvoorbeeld anciënniteitstoelage, langer betaald verlof, vroegere pensionering, hogere vergoedingen bij beëindiging van de dienst) als politieagenten en brandweerlieden die nachtarbeid verrichten in het kader van ploegendienst;

b) als ten opzichte van werknemers in de particuliere sector die ploegen- en nachtarbeid verrichten, zonder dat hun dezelfde voordelen worden toegekend, aangezien zij niet zijn belast met dezelfde bijzonder belangrijke taken van handhaving van de openbare orde en bescherming van de bevolking, waarvoor deze voordelen worden toegekend aan een hele groep werknemers in de publieke sector (alle ambtenaren in de zin van artikel 142, lid 1, punt 1, van de wet betreffende het ministerie van Binnenlandse Zaken)?

2.    Moeten artikel 12, onder a), en overweging 8 van richtlijn 2003/88/EG alsmede de artikelen 20 en 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan de toepassing van bindende nationale rechtspraak (zoals in casu uitleggingsbeslissing nr. 1 van 15 maart 2023 van de gezamenlijke civiele kamer van de Varhoven kasatsionen sad na Republika Bulgaria [hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Bulgarije] in uitleggingszaak nr. 1/2020), indien die toepassing zou leiden tot een resultaat dat onverenigbaar is met het Unierecht, namelijk de in de eerste vraag beschreven ongelijke behandeling, wanneer de ongelijkheid niet is gebaseerd op een objectief en redelijk criterium, dat wil zeggen geen verband houdt met een wettelijk toelaatbaar doel en niet evenredig is aan dat doel?

____________

1 Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB 2003, L 299, blz. 9).