Language of document :

Beroep ingesteld op 25 januari 2011 - SAS Cargo Group en anderen/Commissie

(Zaak T-56/11)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: SAS Cargo Group A/S (Kastrup, Denemarken), Scandinavian Airlines System-Norway-Sweden (Stockholm, Zweden), en SAS AB (Stockholm, Zweden) (vertegenwoordigers: M. Kofmann, B. Creve, advocaten, I. Forrester, QC, J. Killick en G. Forwood, Barristers)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de beschikking geheel of gedeeltelijk nietig verklaren;

vaststellen dat verzoeksters niet verantwoordelijk zijn voor de in de beschikking beschreven wereldwijde enkele, voortdurende en complexe inbreuk, en zo nodig de beschikking nietig verklaren voor zover deze verzoeksters daarvoor verantwoordelijk houdt;

voorts of subsidiair, de geldboete verlagen;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure;

alle andere in de omstandigheden van de zaak passende maatregelen gelasten.

Middelen en voornaamste argumenten

Beroep tot nietigverklaring van de beschikking van de Europese Commissie van 9 november 2010 betreffende een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in zaak COMP/39258 - Luchtvracht, betreffende de coördinatie van een aantal elementen van de prijs voor luchtvrachtdiensten in verband met de brandstoftoeslag, de veiligheidstoeslag en de betaling van een commissie over de toeslagen aan de expediteurs.

Tot staving van hun beroep voeren verzoeksters zes middelen aan.

Eerste middel: schending van wezenlijke vormvoorschriften en van verzoeksters' recht op behoorlijk bestuur, hun rechten van verdediging en het algemene beginsel van procedurele gelijkheid, door de weigering om verzoeksters toegang te verlenen tot relevant belastend en ontlastend bewijsmateriaal dat de Commissie na de kennisgeving van de mededeling van de punten van bezwaar heeft ontvangen, niettegenstaande dat de Commissie zich in de bestreden beschikking op het (belastende) bewijsmateriaal heeft gebaseerd.

Tweede middel: onbevoegdheid voor zover de beschikking de artikelen 101 VWEU en 53 EER-Overeenkomst toepast op luchtvrachtdiensten die de EER als bestemming hadden, door de toepassing van het effectcriterium waar dit niet relevant is voor het geografische toepassingsgebied van de artikelen 101 VWEU en artikel 53 EER-Overeenkomst, en door de onjuiste toepassing van het implementatiecriterium op verkopen buiten de EER.

Derde middel: kennelijk onjuiste beoordeling van de gedragingen waaraan verzoeksters deelnamen, en kennelijk onjuiste conclusie dat deze gedragingen bewezen dat verzoeksters hadden deelgenomen aan, of wetenschap hadden van een wereldwijde enkele en voortdurende inbreuk. Bovendien is er bij een aantal aangevoerde gedragingen geen sprake van een inbreuk op het relevante mededingingsrecht.

Vierde middel: de geldboete was onverdedigbaar en onevenredig hoog, gelet op het feit dat verzoeksters niet hebben deelgenomen aan een wereldwijde enkele en voordurende inbreuk, en gelet op de relevante elementen (waaronder verzachtende omstandigheden) waarmee rekening had moeten worden gehouden bij de bepaling van het bedrag van gelijk welke aan verzoeksters op te leggen geldboete.

Vijfde middel: selectieve en willekeurige vervolging van verzoeksters (en anderen), terwijl 72 andere vervoerders die volgens de mededeling van de punten van bezwaar en de beschikking aan de vermeend onrechtmatige bijeenkomsten of besprekingen hadden deelgenomen, nooit werden vervolgd. Dit doet ernstige vragen rijzen vanuit het oogpunt van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Zesde middel: schending van het in artikel 47, alinea 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde recht van verzoeksters op een onafhankelijk en onpartijdig gerecht, voor zover de beschikking werd vastgesteld door een administratieve instantie die tegelijkertijd bevoegd is voor het onderzoek en het opleggen van sancties.

____________