Language of document : ECLI:EU:T:2024:86

Voorlopige editie

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Zevende kamer – uitgebreid)

8 februari 2024 (*)

„Uniemerk – Oppositieprocedure – Interventie – Artikel 173, lid 1, en artikel 179 van het Reglement voor de procesvoering – Te laat ingediende memorie van antwoord – Artikelen 142 tot en met 145 van het Reglement voor de procesvoering – Niet-toepasselijkheid – Afwijzing”

In zaak T‑30/23,

Fly Persia IKE, gevestigd te Athene (Griekenland),

Ali Barmodeh, wonende te Athene,

vertegenwoordigd door R. Marano, advocaat,

verzoekers,

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO), vertegenwoordigd door R. Raponi als gemachtigde,

verweerder,

andere partij in de procedure bij de kamer van beroep van het EUIPO:

Dubai Aviation Corp., gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten),

geeft

HET GERECHT (Zevende kamer – uitgebreid),

samengesteld als volgt: K. Kowalik-Bańczyk, president, E. Buttigieg, G. Hesse, I. Dimitrakopoulos en B. Ricziová (rapporteur), rechters,

griffier: V. Di Bucci,

de navolgende

Beschikking

 Feiten en procedure

1        Met hun beroep krachtens artikel 263 VWEU vorderen verzoekers, Fly Persia IKE en Ali Barmodeh, vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 24 november 2022 (zaak R 1723/2021‑4) (hierna: „bestreden beslissing”).

2        Op 13 februari 2019 hebben verzoekers bij het EUIPO een Uniemerkaanvraag ingediend voor het volgende beeldmerk:

Image not found

3        Het merk werd aangevraagd voor verschillende diensten die met name vallen onder klasse 39 in de zin van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd.

4        Op 4 juni 2019 heeft Dubai Aviation Corp. oppositie ingesteld tegen de inschrijving van het aangevraagde merk voor de aangeduide diensten van klasse 39.

5        De oppositie was gebaseerd op het hieronder weergegeven oudere Uniemerk ter aanduiding van verschillende diensten die eveneens tot klasse 39 behoren:

Image not found

6        Ter onderbouwing van de oppositie werden de gronden van artikel 8, lid 1, onder b), en lid 5, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (PB 2017, L 154, blz. 1) aangevoerd.

7        Op 13 augustus 2021 heeft de oppositieafdeling de oppositie gedeeltelijk toegewezen.

8        Op 6 oktober 2021 hebben verzoekers bij het EUIPO beroep ingesteld tegen de beslissing van de oppositieafdeling.

9        Bij de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep het beroep verworpen.

10      Bij een op 30 januari 2023 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift hebben verzoekers het onderhavige beroep tot vernietiging van de bestreden beslissing ingesteld. Op 13 februari 2023 is het verzoekschrift bij brief van de griffier van het Gerecht betekend aan Dubai Aviation Corp. als partij in de procedure bij de kamer van beroep.

11      Op 26 april 2023 heeft Dubai Aviation Corp. ter griffie van het Gerecht een document met het opschrift „Memorie van antwoord” overgelegd.

12      Bij maatregel tot organisatie van de procesgang van 24 mei 2023 heeft het Gerecht Dubai Aviation Corp. verzocht om haar opmerkingen in te dienen over de redenen voor de indiening van het document met het opschrift „Memorie van antwoord” na het verstrijken van de in artikel 179 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht gestelde termijn. Dubai Aviation Corp. heeft binnen de aan haar verleende termijn geantwoord.

13      Op 14 juni 2023 heeft het Gerecht verzoekers en het EUIPO verzocht om hun opmerkingen te formuleren over het document met het opschrift „Memorie van antwoord” van Dubai Aviation Corp., aangezien dit document als een verzoek tot interventie kon worden aangemerkt.

14      Bij brief van 30 juni 2023 hebben verzoekers het Gerecht verzocht om het verzoek tot interventie van Dubai Aviation Corp. af te wijzen.

15      Bij brief van 6 juli 2023 heeft het EUIPO aangegeven dat het zich niet verzette tegen de interventie van Dubai Aviation Corp. voor zover deze onderneming de conclusies van de memorie van antwoord van het EUIPO ondersteunde.

 In rechte

16      Volgens artikel 40, tweede en vierde alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat krachtens artikel 53, eerste alinea, van dat Statuut van toepassing is op de procedure bij het Gerecht, heeft eenieder die aannemelijk maakt belang te hebben bij de beslissing van een rechtsgeding dat geen geding is tussen lidstaten, tussen instellingen van de Unie of tussen lidstaten enerzijds en instellingen van de Unie anderzijds, het recht om zich in dit geding te voegen. De conclusies van het verzoek tot interventie kunnen slechts strekken tot ondersteuning van de conclusies van een der partijen.

17      Verder blijkt uit artikel 53, tweede alinea, van dat Statuut dat het Reglement voor de procesvoering kan afwijken van artikel 40, vierde alinea, en van artikel 41 van dat Statuut wanneer dat wegens de bijzonderheden van de geschillen op het gebied van de intellectuele eigendom noodzakelijk is. Daartoe zijn met name specifieke regels met betrekking tot de interveniënten vastgesteld [zie in die zin beschikkingen van 18 maart 2016, Sociedad agraria de transformación nr. 9982 Montecitrus/BHIM – Spanish Oranges (MOUNTAIN CITRUS SPAIN), T‑495/15, niet gepubliceerd, EU:T:2016:179, punt 8 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 7 december 2016, Claranet Europe/EUIPO – Claro (claranet), T‑129/16, niet gepubliceerd, EU:T:2016:728, punt 8].

18      Zo wordt de status, voor het Gerecht, van een partij in de procedure bij de kamer van beroep van het EUIPO – met uitzondering van de verzoekende partij voor het Gerecht – geregeld door artikel 173 van het Reglement voor de procesvoering [beschikking van 12 juli 2022, Cipla Europe/EUIPO en Glaxo Group, C‑245/22 P(I), niet gepubliceerd, EU:C:2022:549, punt 59]. Meer in het bijzonder verleent artikel 173, lid 3, van dit Reglement de partijen in de procedure bij de kamer van beroep – met uitzondering van de verzoeker – een procedurele positie die gelijkwaardig is aan die van de hoofdpartijen. Deze bepaling wijkt bijgevolg overeenkomstig artikel 53, tweede alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie af van artikel 40, vierde alinea, van dat Statuut, volgens hetwelk de conclusies van het verzoek tot interventie slechts kunnen strekken tot ondersteuning van de conclusies van een der hoofdpartijen. Interveniënten op grond van artikel 173 van het Reglement voor de procesvoering kunnen immers niet enkel de conclusies van een hoofdpartij ondersteunen, maar eveneens conclusies en middelen voordragen die autonoom zijn ten opzichte van die van de hoofdpartijen [zie in die zin beschikking van 5 maart 2004, Boss/BHIM – Delta Biomichania Pagatou (BOSS), T‑94/02, EU:T:2004:68, punt 17].

19      Voorts zij eraan herinnerd dat krachtens artikel 173, leden 1 en 2, van het Reglement voor de procesvoering een partij in de procedure bij de kamer van beroep van het EUIPO – met uitzondering van de verzoekende partij – als interveniënt aan de procedure bij het Gerecht kan deelnemen door in de voorgeschreven vorm en binnen de gestelde termijn op het verzoekschrift te antwoorden. Vóór het verstrijken van de termijn voor de neerlegging van de memorie van antwoord wordt een dergelijke partij door neerlegging van een processtuk partij in de procedure bij het Gerecht als interveniënt. Zij verliest haar status van interveniënt voor het Gerecht wanneer zij niet in de voorgeschreven vorm en binnen de gestelde termijn antwoordt op het verzoekschrift.

20      Artikel 179 van het Reglement voor de procesvoering preciseert dienaangaande dat een partij in de procedure bij de kamer van beroep – met uitzondering van de verzoeker – haar memorie in antwoord op het verzoekschrift indient binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de betekening van het verzoekschrift.

21      Een partij in de procedure bij de kamer van beroep van het EUIPO – met uitzondering van de verzoeker voor het Gerecht – die geen memorie in antwoord op het verzoekschrift heeft ingediend binnen de daartoe in artikel 179 van het Reglement voor de procesvoering gestelde termijn, is dus geen partij in de procedure bij het Gerecht en kan na het verstrijken van deze termijn bijgevolg geen opmerkingen indienen in de loop van die procedure [zie in die zin beschikking van 12 juli 2022, Cipla Europe/EUIPO en Glaxo Group, C‑245/22 P(I), niet gepubliceerd, EU:C:2022:549, punt 61].

22      Aangezien het verzoekschrift in casu op 13 februari 2023 aan Dubai Aviation Corp. is betekend, is de in artikel 173, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering bedoelde termijn voor indiening van de memorie in antwoord op het verzoekschrift overeenkomstig artikel 179 van dat Reglement, gelezen in samenhang met artikel 60 ervan, bij gebreke van een met redenen omkleed verzoek om verlenging verstreken op 24 april 2023.

23      Derhalve moet worden vastgesteld dat Dubai Aviation Corp., door op 26 april 2023 ter griffie van het Gerecht een memorie van antwoord in te dienen, de voor de beantwoording van het verzoekschrift gestelde termijn niet in acht heeft genomen. Ter rechtvaardiging van de te late indiening van deze memorie voert zij in haar antwoord op de maatregel tot organisatie van de procesgang van 24 mei 2023 aan dat zij zich in wezen heeft gebaseerd op de „algemene” regeling voor interventie die is vastgesteld in artikel 143 van het Reglement voor de procesvoering, waarbij zij binnen de in die bepaling gestelde termijn heeft gehandeld. Zij erkent in het bijzonder dat zij zich heeft vergist met betrekking tot de toepasselijke regeling en termijn door haar memorie van antwoord binnen de in die bepaling gestelde termijn in te dienen. Niettemin vraagt zij het Gerecht „haar verzoek tot interventie toe te staan”.

24      Volgens verzoekers moet het verzoek tot interventie „niet-ontvankelijk” worden verklaard. Zij betogen dat Dubai Aviation Corp. de voor de indiening van de memorie van antwoord gestelde termijn niet in acht heeft genomen en geen buitengewone omstandigheden heeft aangevoerd die een afwijking van de procedureregels rechtvaardigden, zodat zij overeenkomstig artikel 173, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering haar status van interveniënt voor het Gerecht heeft „verloren”. Zij zijn van mening dat, zelfs indien het document met het opschrift „Memorie van antwoord” zou moeten worden aangemerkt als een verzoek tot interventie op grond van artikel 143 van het Reglement voor de procesvoering, dat verzoek niet-ontvankelijk is aangezien het feit dat Dubai Aviation Corp. partij was in de procedure bij het EUIPO niet volstaat om een recht op interventie op grond van dat artikel te rechtvaardigen.

25      Het EUIPO maakt geen bezwaar tegen het verzoek tot interventie, voor zover Dubai Aviation Corp. de in zijn memorie van antwoord vervatte conclusies ondersteunt. Het merkt op dat het bestaan en het ontbreken van een daadwerkelijk gebruik van de in artikel 173 van het Reglement voor de procesvoering voorziene specifieke rechten op interventie in beginsel niet eraan in de weg staan dat een andere partij in de procedure bij de kamer van beroep dan de verzoekende partij verzoekt te interveniëren overeenkomstig artikel 40 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, en de artikelen 142 tot en met 145 van dat Reglement, mits aan de daartoe gestelde voorwaarden is voldaan. Volgens het EUIPO bevat het document met het opschrift „Memorie van antwoord” „uitdrukkelijke aanwijzingen” met betrekking tot de vereisten van artikel 143, lid 2, onder a) tot en met d), van het Reglement voor de procesvoering, en ook impliciete aanwijzingen met betrekking tot de in dat lid, onder e) en f), gestelde vereisten. Bovendien stelt het dat uit het verzoek tot interventie ook blijkt dat Dubai Aviation Corp. overeenkomstig artikel 40, tweede alinea, van dit Statuut belang heeft bij de beslechting van het onderhavige geding.

26      In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat Dubai Aviation Corp. geen enkel processtuk heeft ingediend vóór het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 173, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering, gelezen in samenhang met de artikelen 60 en 179 van dat Reglement, en dat zij haar memorie van antwoord buiten deze termijn heeft ingediend. Bovendien beroept Dubai Aviation Corp. zich in haar antwoord op de vraag van het Gerecht niet op buitengewone omstandigheden die toeval of overmacht in de zin van artikel 45, tweede alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie uitmaken, en levert zij a fortiori niet het bewijs daarvan.

27      Dubai Aviation Corp. is dus niet als interveniënt partij geworden in de procedure bij het Gerecht overeenkomstig artikel 173, leden 1 en 2, van het Reglement voor de procesvoering.

28      In de tweede plaats moet worden onderzocht of een interventie van Dubai Aviation Corp. op grond van de artikelen 142 tot en met 145 van het Reglement voor de procesvoering mogelijk is.

29      Dienaangaande zij eraan herinnerd dat in de artikelen 142 tot en met 145 van het Reglement voor de procesvoering de regels zijn neergelegd betreffende de indiening van verzoeken tot interventie voor het Gerecht en het onderzoek daarvan. Overeenkomstig artikel 143, lid 1, van dit Reglement moeten verzoeken tot interventie worden ingediend binnen zes weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van de mededeling over het betrokken gedinginleidend verzoekschrift in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze bepalingen maken deel uit van titel III betreffende rechtstreekse beroepen.

30      Verder bepaalt artikel 191 van het Reglement voor de procesvoering dat, behoudens de bijzondere bepalingen van titel IV – die ziet op rechtszaken betreffende intellectuele-eigendomsrechten –, de bepalingen van titel III van overeenkomstige toepassing zijn op de in titel IV bedoelde procedures. Met andere woorden, wanneer titel IV van het Reglement voor de procesvoering – die ziet op rechtszaken betreffende intellectuele-eigendomsrechten – voorziet in specifieke procedureregels, zijn de algemene bepalingen van titel III niet van toepassing. Deze bepaling is dus een uitdrukking van het beginsel lex specialis derogat legi generali.

31      Hieruit volgt dat, voor zover titel IV van het Reglement voor de procesvoering specifieke regels bevat voor de interventie, voor het Gerecht, van een partij in de procedure bij de kamer van beroep (met uitzondering van de verzoeker), de artikelen 142 tot en met 145 van dat Reglement niet op deze partij van toepassing zijn.

32      Bijgevolg is het uitgesloten dat Dubai Aviation Corp., na het verlies van de mogelijkheid om als interveniënt partij te worden in de procedure bij het Gerecht overeenkomstig artikel 173 van het Reglement voor de procesvoering, kan worden toegelaten tot interventie op grond van de artikelen 142 tot en met 145 van het Reglement voor de procesvoering en aldus aanspraak kan maken op de termijn van artikel 143, lid 1, van dat Reglement.

33      Deze overweging wordt bevestigd door de toelichting bij het ontwerp tot wijziging van het Reglement voor de procesvoering van 22 september 1994, dat tot doel had dit reglement aan te passen aan de specifieke kenmerken van de nieuwe merkenrechtelijke geschillen. Daarin heeft het Gerecht gepreciseerd dat voor de partijen in de procedure bij de kamer van beroep een „bijzondere regeling” gold die verschilde van de in de algemene bepalingen voorziene interventieregeling waaraan de lidstaten, de instellingen en andere derden die belang hebben bij de beslechting van het geschil waren onderworpen.

34      Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat de artikelen 142 tot en met 145 van het Reglement voor de procesvoering in casu niet van toepassing zijn en dat Dubai Aviation Corp. gelet op artikel 173, leden 1 en 2, van dat Reglement geen partij is geworden in de procedure in de onderhavige zaak.

 Kosten

35      Ten eerste volgt uit artikel 173, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering dat de andere partij in de procedure bij de kamer van beroep (met uitzondering van de verzoeker) haar eigen kosten zal dragen wanneer zij niet in de voorgeschreven vorm en binnen de gestelde termijn op het verzoekschrift antwoordt. Aangezien Dubai Aviation Corp. in casu niet in de voorgeschreven vorm en binnen de gestelde termijn op het verzoekschrift heeft geantwoord, zal zij haar eigen kosten in verband met de door haar ingediende processtukken dragen.

36      Ten tweede wordt volgens artikel 134, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering, dat in het onderhavige geval krachtens artikel 191 van dat Reglement van toepassing is, de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd.

37      Aangezien Dubai Aviation Corp. in casu in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van verzoekers te worden verwezen in haar eigen kosten alsmede in die van verzoekers in verband met de procedure tot interventie.

38      Bij gebreke van een vordering van het EUIPO tot verwijzing van Dubai Aviation Corp. in de kosten, dient het EUIPO te worden verwezen in zijn eigen kosten in verband met de procedure tot interventie.

HET GERECHT (Zevende kamer – uitgebreid)

beschikt:

1)      Dubai Aviation Corp. wordt niet toegelaten als interveniënt in de procedure in zaak T30/23.

2)      Dubai Aviation Corp. zal haar eigen kosten dragen alsmede die van Fly Persia IKE en Ali Barmodeh in verband met de procedure tot interventie.

3)      Het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) zal zijn eigen kosten dragen in verband met de procedure tot interventie.

Luxemburg, 8 februari 2024.

De griffier

 

De president

V. Di Bucci

 

K. Kowalik-Bańczyk


*      Procestaal: Engels.