Language of document : ECLI:EU:T:2017:622

Zaak T119/10

Koninkrijk der Nederlanden

tegen

Europese Commissie

„Beroep tot nietigverklaring – EFRO – Vermindering van financiële steun – Programma Interreg II/C ‚Wateroverlast Rijn-Maas’ – Niet-inachtneming van de termijn voor het nemen van een besluit – Schending van wezenlijke vormvoorschriften – Kennelijk gegrond beroep”

Samenvatting – Beschikking van het Gerecht (Vijfde kamer) van 13 september 2017

1.      Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Schending van wezenlijke vormvoorschriften – Ambtshalve onderzoek door de rechter – Voorwaarde – Eerbiediging van het beginsel van hoor en wederhoor

(Art. 263 VWEU)

2.      Economische, sociale en territoriale samenhang – Structurele bijstandsverlening – Financiering door de Unie – Verordening nr. 1083/2006 – Financiële correcties – Termijn voor vaststelling van het besluit van de Commissie – Toepasselijkheid op programma’s van vóór 2007

(Verordening nr. 1083/2006 van de Raad, art. 100)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 64, 65)

2.      Wat de termijnen betreft waaraan de Commissie zich dient te houden voordat zij tot een financiële correctie besluit in het kader van de goedkeuring van rekeningen van het EFRO, is artikel 100 van verordening nr. 1083/2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, ook van toepassing op programma’s van vóór de periode 2007‑2013, overeenkomstig het beginsel dat procedureregels onmiddellijk na de inwerkingtreding ervan van toepassing zijn. Derhalve dient de Commissie bij de vaststelling van een besluit tot vermindering van een financieringsprogramma van vóór 1 januari 2007 de in artikel 100, lid 5, van verordening nr. 1083/2006 gestelde termijn van zes maanden in acht te nemen.

(zie punten 72, 75)