Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de rechtbank Amsterdam (Nederland) op 14 juli 2021 – Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen HM; Andere partij: Openbaar Ministerie

(Zaak C-428/21)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Amsterdam

Partijen in het hoofdgeding

Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen: HM

Andere partij bij de procedure: Openbaar Ministerie

Prejudiciële vragen

Moet artikel 27, derde lid, aanhef en onder g, en vierde lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ1 , gelezen in het licht van het recht op effectieve rechterlijke bescherming, zo worden uitgelegd dat:

-    een overgeleverde persoon zijn recht om te worden gehoord met betrekking tot een verzoek om toestemming voor uitbreiding van de feiten moet kunnen uitoefenen in de uitvaardigende lidstaat wanneer een rechterlijke autoriteit van die lidstaat hem hoort over eventuele afstand van de bescherming van het specialiteitsbeginsel als bedoeld in artikel 27, derde lid, aanhef en onder f, Kaderbesluit of

-    die persoon zijn recht om te kunnen worden gehoord moet kunnen uitoefenen in de lidstaat die hem eerder heeft overgeleverd bij de uitvoerende rechterlijke autoriteit in de procedure over het verlenen van toestemming voor uitbreiding van de feiten?

Indien een overgeleverde persoon zijn recht om te worden gehoord met betrekking tot de beslissing op een verzoek om toestemming voor uitbreiding van de feiten, als bedoeld in artikel 27, vierde lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ, moet kunnen uitoefenen in de lidstaat die hem eerder heeft overgeleverd, op welke wijze moet die lidstaat hem daartoe dan in staat stellen?

____________

1 Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB 2002, L 190, blz. 1).