Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 23 augustus 2023 door Koninkrijk Spanje tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 14 juni 2023 in zaak T-376/21, Instituto Cervantes / Commissie

(Zaak C-539/23 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordiger: I. Herranz Elizalde, gemachtigde)

Andere partij in de procedure: Instituto Cervantes, Europese Commissie

Conclusies

Het Koninkrijk Spanje verzoekt het Hof:

het arrest van 14 juni 2023, Instituto Cervantes/Commissie (T-376/21, EU:T:2023:331) te vernietigen en uitspraak ten gronde te doen over de zaak door het beroep tot nietigverklaring van het litigieuze besluit toe te wijzen;

subsidiair, voor het geval dat het Hof, na de argumenten inzake de onrechtmatige weigering van het bewijsaanbod te aanvaarden, oordeelt dat het onderzoek van dat bewijs noodzakelijk is om uitspraak te doen over het tweede middel van de hogere voorziening, verzoekt het Koninkrijk Spanje overeenkomstig artikel 170 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof dat de zaak na de vernietiging van het bestreden arrest wordt terugverwezen naar het Gerecht opdat het Gerecht overgaat tot onderzoek van het onrechtmatig geweigerde bewijs en uitspraak doet over de zaak ten gronde.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van zijn hogere voorziening voert het Koninkrijk Spanje vier middelen aan.

Het eerste middel is ontleend aan het feit dat het Gerecht een beoordelingsfout heeft gemaakt door artikel 41, lid 2, onder c), van het Handvest van de grondrechten niet correct toe te passen en door niet vast te stellen dat de litigieuze handeling ontoereikend is gemotiveerd.

Volgens het Koninkrijk Spanje is het middel inzake ontoereikende motivering in het bestreden arrest om twee redenen ten onrechte afgewezen: (i) het heeft geen rekening gehouden met het feit dat de selectie van de inschrijving is gebaseerd op de prijs-kwaliteitverhouding en dat in het onderhavige geval een motivering had moeten worden gegeven waarom de inschrijving van het consortium CLL-interlingua (hierna: „CLL”) 1,49 punten hoger is beoordeeld, hetgeen onmogelijk is tenzij deze motivering de waarde omvat die aan de geëvalueerde onderdelen voor elk subcriterium is toegekend; en ii) het heeft vastgesteld dat een minder gedetailleerde formulering van de gunningscriteria de omvang van de motiveringsplicht zoals die door de rechtspraak van het Gerecht wordt vereist, kan beperken.

.

Het tweede middel is ontleend aan het feit dat het Gerecht een beoordelingsfout heeft gemaakt door niet vast te stellen dat de Commissie het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel heeft geschonden doordat zij het Instituto Cervantes niet de mogelijkheid heeft geboden te bewijzen dat de via een snelkoppeling te raadplegen documenten niet waren gewijzigd.

Volgens het Koninkrijk Spanje wordt in het bestreden arrest ten onrechte uitspraak gedaan over de duidelijkheid van het toepasselijke rechtskader (zijnde het door de Commissie goedgekeurde bestek), zonder rekening te houden met de eerdere en huidige handelswijze van de Commissie bij de toepassing van dezelfde clausule, en met dezelfde fouten van andere inschrijvers.

Rekwirant voert tevens aan dat het bestreden arrest blijk geeft van een onjuiste opvatting doordat het Gerecht geen rekening heeft gehouden met het feit dat de Commissie, gelet op het gebrek aan duidelijkheid van het toepasselijke rechtskader dat zij zelf had veroorzaakt, niet kon volstaan met het bestraffen van de fout van het Instituto Cervantes door de overgelegde documenten uit te sluiten. De Commissie had positieve maatregelen moeten nemen om de door haarzelf veroorzaakte fout te verhelpen, bijvoorbeeld door het Instituto Cervantes en de andere betrokken inschrijvers toe te staan de begane fout te corrigeren door aan te tonen dat de via een snelkoppeling te raadplegen documenten niet waren gewijzigd.

Het derde middel is ontleend aan het feit dat het Gerecht een beoordelingsfout heeft gemaakt doordat het ten gevolge van zijn onrechtmatige afwijzing van een maatregel van instructie het middel inzake schending van het beginsel van gelijke behandeling en van het verbod van willekeur bij de beoordeling van de inschrijvingen, alsmede schending van artikel 145, onder c), van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht heeft afgewezen.

Volgens het Koninkrijk Spanje geeft het bestreden arrest blijk van een onjuiste opvatting doordat het Gerecht zich ertoe heeft beperkt te beoordelen of de opmerkingen positief dan wel negatief waren en de door partijen aangevoerde gevallen waaruit bleek dat de Commissie bij de evaluaties van inschrijvingen van het Instituto Cerves en CLL een andere methode heeft toegepast, niet te beoordelen.

Bovendien schendt het bestreden arrest artikel 145, lid 2, onder c), van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht doordat het Gerecht de door het Koninkrijk Spanje voorgestelde maatregel van instructie heeft geweigerd.

Het vierde middel is ontleend aan het feit dat het Gerecht een beoordelingsfout heeft gemaakt door het middel af te wijzen dat was gebaseerd op schending van het recht op behoorlijk bestuur wegens niet-inachtneming van de beginselen van objectieve onpartijdigheid en transparantie.

Volgens het Koninkrijk Spanje geeft het bestreden arrest blijk van een onjuiste opvatting doordat het Gerecht de mogelijkheid heeft uitgesloten dat het beginsel van objectieve onpartijdigheid wordt geschonden in een aanbestedingsprocedure als die welke in casu aan de orde is, waarbij geen enkele garantie bestaat dat een evaluatie op basis van waardeoordelen naar behoren losstaat van een andere evaluatie op basis van wiskundige formules.

____________