Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Gericht Erster Instanz Eupen (België) op 14 januari 2021 – IO / Wallonische Region

(Zaak C-23/21)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Gericht Erster Instanz Eupen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: IO

Verwerende partij: Wallonische Region

Prejudiciële vragen

Is een nationale regeling zoals die door het Waals Gewest wordt toegepast, waarbij het gebruik zonder nieuwe registratieplicht van een buitenlandse bedrijfswagen die aan een in België woonachtige bedrijfsleider (of beoefenaar van een vrij beroep) ter beschikking wordt gesteld door een onderneming (met of zonder rechtspersoonlijkheid) die in een andere lidstaat van de Unie dan België is gevestigd, afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat deze bedrijfsleider (of beoefenaar van een vrij beroep) een verklaring van de onderneming (met of zonder rechtspersoonlijkheid) of het bewijs van een opdracht (dat wil zeggen een document in de zin van artikel 3, § 2, 2°, van het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001) in het voertuig bij zich heeft, in strijd met de desbetreffende Europese voorschriften en met name met artikel 49 (vrijheid van vestiging) en artikel 56 (vrij verrichten van diensten) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)?

Is de voorwaarde volgens welke een in België verblijvende vennoot en bedrijfsleider slechts gebruik mag maken van een in het buitenland geregistreerde bedrijfswagen die hem ter beschikking wordt gesteld, indien hij een salaris of een inkomen van de onderneming ontvangt, verenigbaar met de desbetreffende Europese voorschriften en met name met artikel 49 (vrijheid van vestiging) en artikel 56 (vrij verrichten van diensten) VWEU?

Is een nationale regeling zoals hierboven door het Waals Gewest beschreven en omgezet, om redenen van openbare veiligheid of andere beschermende maatregelen gerechtvaardigd en is de naleving van de nationale regeling – die aldus wordt uitgelegd dat zij dwingend voorschrijft dat zowel een bewijs van een opdracht als een verklaring betreffende de terbeschikkingstelling van het voertuig zich aan boord daarvan moeten bevinden – noodzakelijk om het nagestreefde doel te bereiken of zou dat doel ook op een andere wijze en met minder strikte en formalistische middelen kunnen worden bereikt?

____________