Language of document : ECLI:EU:F:2012:42

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE
(Derde kamer)

22 maart 2012

Zaak F‑5/08 DEP

Markus Brune

tegen

Europese Commissie

„Procedure – Begroting van kosten – Realiteit van gemaakte kosten – Honoraria van advocaat – Verzoeker die beroep van advocaat uitoefent”

Betreft:      Verzoek om begroting van de uit hoofde van artikel 92 van het Reglement voor de procesvoering invorderbare kosten, waarbij Brune vraagt om begroting van de kosten van zaak F‑5/08, Brune/Commissie, uit hoofde van artikel 92, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering.

Beslissing:      Het bedrag van de door Brune in zaak F‑5/08, Brune/Commissie, invorderbare kosten wordt vastgesteld op 11 140,05 EUR.

Samenvatting

1.      Procedure – Kosten – Invorderbare kosten – Realiteit van kosten waarvan vergoeding wordt gevraagd – Bewijslast

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 91, sub b)

2.      Procedure – Kosten – Begroting – In aanmerking te nemen factoren

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 91, sub b)

3.      Procedure – Kosten – Begroting – Invorderbare kosten – Reiskosten van advocaat om naar terechtzitting te komen

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 91, sub b)

4.      Procedure – Kosten – Invorderbare kosten – Facturering door advocaat van tijd doorgebracht met vervoer om naar terechtzitting te komen

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 91, sub b)

5.      Procedure – Kosten – Begroting – Invorderbare kosten – Bureaukosten en kosten van telecommunicatie

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 91, sub b)

6.      Procedure – Kosten – Invorderbare kosten – Kosten gemaakt voor procedure inzake begroting van kosten – Afdoening zonder beslissing

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 86, 91 en 92)

1.      Indien de verwerende instelling van mening is dat de verzoeker en zijn advocaat frauduleuze afspraken hebben gemaakt om het bedrag van de gevorderde kosten fictief vast te stellen, dient zij de bevoegde nationale beroepsinstanties van haar verdenkingen op de hoogte te stellen opdat zij met volledige kennis van zaken kunnen beoordelen of die gedraging in overeenstemming is met de relevante deontologische regels. Het staat weliswaar aan de verzoeker om de bewijsstukken over te leggen aan de hand waarvan de realiteit kan worden beoordeeld van de kosten waarvan hij vergoeding vraagt, doch uit de omstandigheid dat een advocaat het verzoekschrift heeft ingediend, aanwezig was bij de terechtzitting en verschillende schriftelijke stukken heeft overgelegd kan worden afgeleid dat hij wel degelijk de handelingen en prestaties heeft verricht die nodig zijn voor de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken. Voorts is de verzoeker gerechtigd om het Gerecht te vragen om vast te stellen tot welk bedrag de kosten die zijn advocaat hem in rekening brengt, kunnen worden teruggevorderd bij de partij die in de kosten is verwezen.

(cf. punten 18 en 19)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 16 mei 2007, Chatziioannidou/Commissie, F‑100/05 DEP, punt 19; 10 november 2009, X/Parlement, F‑14/08 DEP, punt 21; 8 november 2011, U/Parlement, F‑92/09 DEP, punten 37 en 38

2.      De Unierechter is niet bevoegd om de door de partijen aan hun eigen advocaten verschuldigde honoraria vast te stellen, maar dient uitsluitend te bepalen tot welk bedrag die honoraria kunnen worden teruggevorderd van de partij die in de kosten is verwezen. Aangezien een tariefregeling in het Unierecht ontbreekt, moet de rechter het bedrag van de invorderbare kosten beoordelen aan de hand van het aantal uren dat een advocaat objectief nodig heeft gehad voor de behandeling van de zaak. Hierbij moet in beginsel rekening worden gehouden met het voorwerp en de aard van het geschil, het belang ervan voor het Unierecht, de moeilijkheid van de zaak, de hoeveelheid werk die de gemachtigden of de raadslieden aan de contentieuze procedure kunnen hebben gehad en het economisch belang van het geschil voor de partijen. Het uurtarief kan dus dat zijn van een gespecialiseerd advocaat wanneer het geschil voor een partij met redelijke kennis van zaken bijzonder moeilijke juridische problemen lijkt op te werpen of wanneer het geschil voor die partij een bijzonder belang heeft, waardoor de inzet van een gespecialiseerd advocaat dus legitiem wordt. De Unierechter hoeft echter geen rekening te houden met nationale tarieven voor advocatenhonoraria noch met een eventuele overeenkomst dienaangaande tussen de betrokken partij en haar gemachtigden of raadslieden.

(cf. punten 18, 21‑23)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: Chatziioannidou/Commissie, reeds aangehaald, punt 19; 1 juli 2009, Suvikas/Raad, F‑6/07 DEP, punt 18; U/Parlement, reeds aangehaald, punt 38

3.      De reiskosten die de advocaat heeft gemaakt om zich van zijn praktijk naar de terechtzitting van het Gerecht voor ambtenarenzaken te begeven kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Daar het moeilijk is om, wanneer de advocaat zijn eigen voertuig gebruikt, zijn reiskosten te bepalen, aangezien hiervoor rekening moet worden gehouden met het benzineverbruik en de afschrijving van het voertuig, kan het bedrag van die kosten worden bepaald aan de hand van de gemiddelde prijs van een treinkaartje eerste klasse.

(cf. punt 35)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 8 juli 2004, De Nicola/EIB, T‑7/98 DEP, T‑208/98 DEP en T‑109/99 DEP, punt 40

Gerecht voor ambtenarenzaken: Chatziioannidou/Commissie, reeds aangehaald, punt 30

4.      Wat de facturering betreft van de uren die de advocaat met vervoer heeft doorgebracht, is het niet onterecht dat de advocaat voor die tijd een vergoeding vraagt, ook al kan de aldus doorgebrachte tijd om naar de terechtzitting te komen niet worden gefactureerd tegen het tarief van een arbeidsuur.

(cf. punt 36)

5.      Door een advocaat gemaakte kosten voor telecommunicatie worden niet buitensporig geacht, wanneer het bedrag ervan, dat bij de kosten voor bureauwerkzaamheden komt, niet hoger ligt dan 5 % van de invorderbare honoraria.

(cf. punt 38)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 26 januari 2006, Camar/Raad en Commissie, T‑79/96 DEP en T‑260/97 DEP, punt 71

Gerecht voor ambtenarenzaken: Suvikas/Raad, reeds aangehaald, punt 41

6.      Ofschoon artikel 92 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken betreffende het geschil over de kosten, in tegenstelling tot artikel 86 van dat Reglement voor arresten of beschikkingen waardoor een einde komt aan een geding, niet bepaalt dat ten aanzien van de kosten van de begrotingsprocedure wordt beslist in de beschikking houdende begroting van kosten, moet worden vastgesteld dat indien het Gerecht in het kader van een beroep op basis van artikel 92 van het Reglement voor de procesvoering over de betwisting van kosten van een hoofdprocedure, uitspraak deed over de kosten van die hoofdprocedure en, afzonderlijk, over de nieuwe kosten die in het kader van het beroep tot betwisting van die kosten zijn ontstaan, later eventueel een nieuw geschil over nieuwe kosten bij hem aanhangig zou kunnen worden gemaakt.

Het Gerecht moet bij de vaststelling van de invorderbare kosten echter rekening houden met alle omstandigheden van de zaak tot het moment waarop de beschikking tot begroting van kosten wordt gegeven. Ook kan het Gerecht de kosten verband houdende met de procedure inzake de kosten bepalen die noodzakelijk zijn geweest in de zin van artikel 91 van het Reglement voor de procesvoering, teneinde te vermijden dat later een nieuw geschil over nieuwe kosten bij hem aanhangig wordt gemaakt.

(cf. punten 40 en 41)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 27 september 2011, De Nicola/EIB, F‑55/08 DEP, punten 51 en 52; U/Parlement, reeds aangehaald, punten 63 en 64