Language of document : ECLI:EU:T:2017:281





Beschikking van de vicepresident van het Gerecht van 21 april 2017 – Post Telecom/EIB

(Zaak T158/17 R)

„Kort geding – Overheidsopdrachten voor dienstverlening – Aanbestedingsprocedure – Levering van een Metropolitan area network and wide area network communication services for the EIB Group in Luxemburg – Afwijzing van de offerte van een inschrijver en gunning van de opdracht aan een andere inschrijver – Verzoek tot opschorting van tenuitvoerlegging – Geen spoedeisendheid”

1.      Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – „Fumus boni juris” – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Cumulatieve voorwaarden – Afweging van alle betrokken belangen – Volgorde van onderzoek en wijze van toetsing – Beoordelingsbevoegdheid van de rechter in kort geding

(Art. 256, lid 1, VWEU, 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 156, lid 2)

(zie punten 1315)

2.      Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorwaarden voor toekenning – Spoedeisendheid – Beoordeling in een geding betreffende de plaatsing van overheidsopdrachten – Ernstige schade – Toereikend in geval van een bijzonder ernstige „fumus boni juris” als gevolg van een kennelijke en ernstige onrechtmatigheid – Voorwaarde – Indiening van de vordering in kort geding binnen de opschortende termijn voor sluiting van de overeenkomst met de aanbestedende dienst

(Art. 278 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47)

(zie punten 1821, 24)

Voorwerp

Verzoek krachtens de artikelen 278 en 279 VWEU tot opschorting van de tenuitvoerlegging van het besluit van de EIB van 6 januari 2017 tot afwijzing van verzoeksters inschrijving op deel nr. 1 van aanbesteding OP-1305, genaamd „Metropolitan area network and wide area network communication services for the European Investment Bank Group”, en van het besluit om die opdracht aan een andere inschrijver te gunnen

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beschikking van 15 maart 2017 in zaak T‑158/17 R wordt ingetrokken.

3)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.