Language of document :

Beroep ingesteld op 15 september 2010 - Companhia Previdente/Commissie

(Zaak T-414/10)

Procestaal: Portugees

Partijen

Verzoekende partij: Companhia Previdente - Sociedade de Controle de Participações Financeiras, SA (Lissabon, Portugal) (vertegenwoordigers: D. Proença de Carvalho en J. Caimoto Duarte, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

gedeeltelijke nietigverklaring van de artikelen 1 en 2 van de beschikking van de Commissie van 30 juni 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst (zaak COMP/38.344 - voorspanstaal), voor zover die verzoekster betreft;

vaststelling dat een verlaging van de aan Socritel opgelegde geldboete in het kader van de andere beroepen inzake inbreuken waarvoor Companhia Previdente gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk is, automatisch leidt tot een overeenkomstige verlaging van de aan laatstgenoemde gezamenlijk en hoofdelijk opgelegde geldboete.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt op tegen dezelfde beschikking als die in zaak T-385/10, ArcelorMittal Wire France e.a./Commissie.

1)    schending van artikel 101 VWEU en van het beginsel van de persoonlijke aansprakelijkheid voor inbreuken, junctis artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag.1 In de beschikking heeft de Commissie blijk gegeven van een kennelijke beoordelingsfout bij de vaststelling dat COMPANHIA PREVIDENTE gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk is voor de door SOCITREL gemaakte inbreuken, doordat het in artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1/2003 bedoelde maximumbedrag van de geldboete wordt overschreden.

2)    schending van artikel 296 VWEU doordat verzoeksters argumenten niet worden weerlegd en het vermoeden dat COMPANHIA PREVIDENTE een beslissende invloed heeft uitgeoefend op SOCITREL, in wezen niet afwijst met het oog op de bepaling van de gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid en op de berekening van de geldboete, voor 1998 tot en met 2002, alsmede doordat niet afdoende wordt verklaard op welke basis wordt geconcludeerd dat een beslissende invloed werd uitgeoefend tijdens de periode daarvoor, tussen 1994 en 1998, waarvoor het vermoeden klaarblijkelijk niet zou gelden.

Subsidiair,

3)    schending van artikel 101, lid 1, VWEU, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 23, lid 2, van verordening (EG) nr. 1/2003 alsmede van het evenredigheidsbeginsel doordat het maximumbedrag van de geldboete die aan COMPANHIA PREVIDENTE kan worden opgelegd, wordt overschreden.

4)    schending van het evenredigheidsbeginsel en van het non-discriminatiebeginsel doordat geen rekening wordt gehouden met de economische context van de huidige crisis en met de omstandigheid dat COMPANHIA PREVIDENTE niet in staat is de geldboete te betalen.

____________

1 - PB L 1, blz. 1.