Language of document : ECLI:EU:F:2013:86

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

24 juni 2013

Zaak F‑144/11

Carlos Mateo Pérez

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Algemeen vergelijkend onderzoek – Verzoek om nietigverklaring van een rectificatie van een aankondiging van vergelijkend onderzoek – Rectificatie die geen voorwaarden bevat waardoor verzoeker wordt uitgesloten – Ontbreken van bezwarend besluit – Niet-toelating tot beoordelingstoetsen – Ontvankelijkheid – Beroepstermijnen – Termijnoverschrijding – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Mateo Pérez vraagt om, kort samengevat, nietigverklaring van de rectificatie van de aankondiging van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AST/111/10 (PB 2011, C 68 A, blz. 2; hierna: „rectificatie”) en van het besluit van de jury van dat vergelijkend onderzoek om hem niet toe te laten tot de tweede fase van het vergelijkend onderzoek (hierna: „besluit houdende niet-toelating”).

Beslissing:      Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Europese Commissie draagt haar eigen kosten alsmede de kosten die Mateo Pérez heeft gemaakt vanaf 14 maart 2012, de datum van indiening van het verweerschrift. Mateo Pérez draagt zijn eigen kosten van vóór 14 maart 2012.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Beroep tegen besluit houdende niet-toelating tot examens van een vergelijkend onderzoek – Mogelijkheid om beroep te doen op onregelmatigheid van de aankondiging van vergelijkend onderzoek – Omvang – Rectificatie van aankondiging van vergelijkend onderzoek die geen voorwaarden bevat waardoor verzoeker wordt uitgesloten – Mogelijkheid uitgesloten

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91)

2.      Gerechtelijke procedure – Kosten – Verwijzing – Inaanmerkingneming van vereisten van redelijkheid – Verwijzing van in het gelijk gestelde partij in de kosten

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 87, leden 1 en 2, en 88)

1.      De voorafgaande administratieve klacht en het beroep in rechte moeten volgens artikel 90, lid 2, van het Statuut beide zijn gericht tegen een bezwarend besluit dat bindende rechtsgevolgen teweegbrengt die de belangen van de verzoeker rechtstreeks en onmiddellijk kunnen raken, omdat zij zijn rechtspositie kenmerkend wijzigen.

Wat aankondigingen van vergelijkende onderzoeken betreft mag een verzoeker, gelet op de bijzondere aard van de aanwervingsprocedure, die een ingewikkeld administratief proces is dat een aantal opeenvolgende, zeer nauw samenhangende besluiten omvat, een beroep doen op onregelmatigheden bij het verloop van een vergelijkend onderzoek, daaronder begrepen die welke hun oorzaak vinden in de tekst zelf van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, bij een beroep gericht tegen een later individueel besluit, zoals een besluit om niet tot de examens te worden toegelaten. Bij wijze van uitzondering kan tegen een aankondiging van vergelijkend onderzoek ook een beroep tot nietigverklaring worden ingesteld, wanneer zij, door voorwaarden te stellen waardoor de sollicitatie van de verzoeker wordt uitgesloten, voor hem een bezwarend besluit vormt in de zin van de artikelen 90 en 91 van het Statuut.

Dit is echter niet het geval bij een rectificatie van een aankondiging van vergelijkend onderzoek die de beoordelingsmodaliteiten wijzigt die in die aankondiging voor de toelatingstoetsen zijn voorzien, maar geen voorwaarde bevat waardoor de sollicitatie van de verzoeker wordt uitgesloten.

(cf. punten 43‑47)

Referentie:

Hof: 8 maart 1988, Sergio e.a./Commissie, 64/86, 71/86–73/86 en 78/86, punt 15; 11 augustus 1995, Commissie/Noonan, C‑448/93 P, punten 17‑19

Gerecht van eerste aanleg: 16 september 1993, Noonan/Commissie, T‑60/92, punt 21; 13 juli 2000, Hendrickx/Cedefop, T‑87/99, punt 37

Gerecht voor ambtenarenzaken: 2 juli 2009, Bennett e.a./BHIM, F‑19/08, punten 65 en 66 en aldaar aangehaalde rechtspraak; 14 april 2011, Clarke e.a./BHIM, F‑82/08, punt 79

2.      Volgens artikel 87, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken wordt de in het ongelijk gestelde partij, onverminderd de overige bepalingen van het achtste hoofdstuk van de tweede titel van dat Reglement, in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Volgens artikel 88 van dat Reglement kan een partij echter, ook wanneer zij in het gelijk wordt gesteld, ten dele of zelfs volledig in de kosten worden verwezen, indien dit gerechtvaardigd lijkt wegens haar houding.

Laatstgenoemd artikel moet worden toegepast in het geval waarin de in het gelijk gestelde partij, zelfs na te hebben erkend dat de door haar opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid ontleend aan de tardiviteit van het beroep was gebaseerd op een foutieve lezing van een ter onderbouwing daarvan overgelegd stuk en dat zij niet over ander bewijsmateriaal ter onderbouwing daarvan beschikte, niet heeft afgezien van die exceptie van niet-ontvankelijkheid. Door die houding was het Gerecht verplicht om die exceptie van niet-ontvankelijkheid formeel af te wijzen.

(cf. punten 66, 68 en 69)