Language of document :

Beroep ingesteld op 8 april 2007 - Diamanthandel A. Spira BVBA / Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-108/07)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Diamanthandel A. Spira BVBA (Antwerpen, België) (vertegenwoordigers: J. Bourgeois, Y. van Gerven, F. Louis en A. Vallery, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de beschikking van de Commissie van 26 januari 2007 krachtens artikel 7, lid 2, van verordening nr. 773/2004 van de Commissie, in de zaak COMP/38.826/B-2 - Spira/De Beers/DTC Supplier of Choice, nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt op tegen de beschikking van de Commissie van 26 januari 2007 in de zaak COMP/38.826/B-2 - Spira/De Beers/DTC Supplier of Choice, waarbij de Commissie verzoeksters klacht betreffende schendingen van de artikelen 81 en 82 EG in verband met het door De Beers Group voor de distributie van ruwe diamanten toegepaste Supplier of Choice-stelsel, heeft afgewezen met de redenering dat er onvoldoende communautair belang is om verder gevolg te geven aan de klacht.

Verzoekster stelt dat De Beers - een producent van ruwe diamanten die volgens verzoekster hoofdzakelijk hoog in de productieketen bij de verkoop van ruwe diamanten betrokken was - via haar Supplier of Choice-stelsel tracht om haar controle over de markt uit te breiden tot de gehele productieketen van diamanten, van mijn tot eindgebruiker, dat wil zeggen ook de lager in de productieketen gesitueerde markten.

Tot staving van haar vordering voert verzoekster drie middelen aan.

Ten eerste stelt verzoekster dat de Commissie haar plicht heeft verzuimd om de klacht zorgvuldig en op onpartijdige wijze te onderzoeken en om de in de klacht gewraakte mededingingsbeperkende praktijken met gepaste zorg en op onpartijdige wijze te onderzoeken.

Ten tweede stelt verzoekster dat de Commissie, gelet op de omvang van de betrokken onderneming, de geografische draagwijdte van de mededingingsbeperkende praktijken en de schade die door de inbreuken aan de mededinging en de interne markt is toegebracht, niet kon beweren dat er onvoldoende communautair belang was om aan de klacht gevolg te geven.

Ten derde en tot slot heeft de Commissie volgens verzoekster op grond van een feitelijk en rechtens onjuiste beoordeling van de omstandigheden van het geval geconcludeerd dat er onvoldoende communautair belang was, aangezien:

1)    de Commissie heeft verzuimd om de duidelijke en publiekelijk uitgesproken mededingingsbeperkende doelstelling van het beperkte selectieve distributiestelsel van De Beers in aanmerking te nemen;

2)    de Commissie de mededingingsbeperkende gevolgen van het distributiestelsel van De Beers niet kon beoordelen zonder eerst de machtspositie en de marktmacht van De Beers te beoordelen;

3)    de Commissie geen rekening heeft gehouden met de talrijke gegevens die haar in de klacht onder de aandacht zijn gebracht en waaruit blijkt dat het stelsel naar zijn aard misbruik oplevert en de mededinging beperkt;

4)    de Commissie de effectiviteit van de herziene Terms of Reference for the Ombudsman (mandaat van de Ombudsman), die De Beers had ingevoerd om geschillen over de praktische uitvoering van het distributiestelsel te beslechten, onjuist heeft beoordeeld; en

5)    de Commissie blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en de feiten kennelijk verkeerd heeft beoordeeld door te oordelen dat het distributiestelsel van De Beers de markt niet afsluit.

____________