Language of document :

Beroep ingesteld op 13 april 2007 - Agrofert Holding / Commissie

(Zaak T-111/07)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Agrofert Holding a.s. (Praag, Tsjechische Republiek) (vertegenwoordiger: R. Pokorný, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietig te verklaren beschikking SG.E.3/MIB/md D (2007) 1360 van de Commissie van 13 februari 2007 betreffende het verzoek om toegang tot documenten in zaak nr. COMP/M.3543 - PKN Orlen/Unipetrol en beschikking 16796/16797 van de Commissie van 2 augustus 2006;

de Commissie te gelasten de betrokken documenten over te leggen;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert de nietigverklaring krachtens artikel 230 EG van de beschikking van de Commissie van 2 augustus 2006 (hierna: "beschikking I") alsmede van de daaropvolgende bevestigende beschikking 16796/16797 van de Commissie van 13 februari 2007 (hierna: "beschikking II") betreffende het verzoek om toegang tot alle niet-gepubliceerde documenten inzake de stadia van kennisgeving en pre-kennisgeving van de aan de orde zijnde fusie.

Verzoekster stelt dat beide beschikkingen in strijd zijn met verordening (EG) nr. 1049/20011 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (hierna: "verordening"), aangezien zij niet vallen onder de uitzonderingen die zijn vervat in artikel 4, lid 2, van de verordening, betreffende de bescherming van commerciële belangen, de bescherming van het doel van onderzoek en de bescherming van juridisch advies, of in artikel 4, lid 3, betreffende de bescherming van het besluitvormingsproces.

Verzoekster stelt voorts dat artikel 4, lid 2, eerste streepje, van de verordening niet aldus mag worden uitgelegd dat de uitzonderingen van toepassing zijn op alle documenten, maar alleen op de delen die zakengeheimen of commercieel gevoelige informatie bevatten. Bijgevolg had verweerster ofwel delen van de verzochte documenten kunnen vrijgeven aan het publiek, ofwel de delen met de gevoelige informatie kunnen zwart maken, zonder het doel van inspecties, onderzoeken en audits, de rechten van de kennisgevende partijen en derden, de bescherming van juridisch advies of het besluitvormingsproces van de instelling te ondermijnen.

Bovendien betoogt verzoekster dat verweerster niet elk document dat volgens haar onder de uitzondering van artikel 4, lid 2, derde streepje, van de verordening viel, afzonderlijk heeft onderzocht, maar de verzochte toegang algemeen heeft geweigerd enkel op basis van de omstandigheid dat alle documenten zakengeheimen bevatten en niet kunnen worden openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 17 van verordening nr. 139/2004.2 Een dergelijke veralgemening is in strijd met artikel 4, lid 6, van de verordening.

Voorts stelt verzoekster dat voormelde uitzonderingen alleen van toepassing zijn indien zij niet terzijde worden geschoven door een hoger openbaar belang bij openbaarmaking. Dit belang bij openbaarmaking van de verzochte documenten, dat bestaat wegens de door verzoekster en minderheidsaandeelhouders van de verkregen vennootschap geleden schade, weegt zwaarder dan de uitzonderingen.

Daarenboven beweert verzoekster dat de beschikkingen I en II in strijd zijn met artikel 1, lid 2, EU, waarin het beginsel van openheid is neergelegd.

Tot slot betoogt verzoekster dat verweerster het confirmatieve verzoek niet snel heeft behandeld, zoals artikel 8, lid 1, van de verordening vereist, maar de antwoordtermijn met 100 werkdagen heeft overschreden.

____________

1 - PB L 145, blz. 43.

2 - Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 24, blz. 1).