Language of document : ECLI:EU:F:2013:141

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Derde kamer)

20 september 2013

Zaak F‑99/11

Luigi Marcuccio

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Bezoldiging – Betaling van achterstallige bezoldiging – Procesbelang – Beroep kennelijk niet-ontvankelijk”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Marcuccio in wezen nietigverklaring vordert van het besluit van de Europese Commissie tot afwijzing van zijn verzoek van 20 augustus 2010 om hem de over de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 juli 2010 verschuldigde achterstallige bezoldiging te betalen.

Beslissing:      Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Marcuccio draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

Ambtenaren – Beroepen van ambtenaren – Procesbelang – Noodzaak van bestaand en daadwerkelijk belang – Beoordeling naar tijdstip waarop beroep is ingesteld – Beroep dat verzoekende partij voordeel kan opleveren

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

Een ambtenaar of voormalig ambtenaar kan in het kader van een krachtens de artikelen 90 en 91 van het Statuut ingesteld beroep alleen om nietigverklaring van een voor hem bezwarend besluit in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut vragen, indien hij op het moment van de instelling van zijn beroep een bestaand, daadwerkelijk en voldoende gekenmerkt belang bij de nietigverklaring van dat besluit heeft, waarbij dat belang veronderstelt dat de uitkomst van het beroep voor hem voordelig kan zijn.

(cf. punt 22)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 29 november 2006, Agne-Dapper e.a./Commissie e.a., T‑35/05, T‑61/05, T‑107/05, T‑108/05 en T‑139/05, punt 35 en aldaar aangehaalde rechtspraak