Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep ingesteld op 5 oktober 2005 - Giant (China) / Raad

(Zaak T-372/05)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij(en): Giant (China) Co., Ltd (Kunshan City, Volksrepubliek China) [vertegenwoordiger(s): P. De Baere, advocaat]

Verwerende partij(en): Raad van de Europese Unie

Conclusies van verzoeker(s) / verzoekster(s)

nietig te verklaren verordening (EG) nr. 1095/20051 van de Raad van 12 juli 2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen uit Viëtnam en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1524/2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen uit de Volksrepubliek China, voorzover daarbij haar verzoek tot toekenning van de status van marktgerichte onderneming is afgewezen in strijd met artikel 2, lid 7, sub b, juncto artikel 2, lid 7, sub c, van verordening nr. 384/96 van de Raad (de "basisverordening"), artikel 11, lid 10, van de basisverordening is geschonden doordat haar verzoek om de antidumpingrechten niet in mindering te brengen van de samengestelde exportprijs is afgewezen, en artikel 253 EG is geschonden wegens het ontbreken van motivering;

de Raad te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster, een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Chinees recht, produceert vooral rijwielen en rijwielonderdelen voor uitvoer naar de Gemeenschap. Omdat zij nadeel ondervond van de omstreden maatregelen, heeft zij de Commissie verzocht om toekenning van de status van marktgerichte onderneming ("SMO"). Verzoekster heeft ook antidumpingvragenlijsten ingediend en met de Commissie over het een en het ander gecorrespondeerd.

Zij komt thans op tegen de bestreden verordening, in de eerste plaats voorzover haar verzoek tot toekenning van de SMO daarbij is afgewezen. Volgens verzoekster is haar verzoek afgewezen op grond dat haar besluiten inzake verkoopprijzen en hoeveelheden niet als reactie op marktsignalen en zonder staatsinmenging van betekenis worden genomen wegens het bestaan van een stelsel van exportvergunningen. Verzoekster stelt dat artikel 2, lid 7, sub b, van de basisverordening aldus dient te worden uitgelegd dat de SMO dient te worden toegekend wanneer in een bepaald geval de voorwaarden van een markteconomie gelden, ook al zijn de nationale wetgeving of de nationale regelingen niet in overeenstemming met die welke in een markteconomie van toepassing zijn. Aangezien de bestreden verordening geen regeling bevat voor haar eigen specifieke situatie, is er volgens verzoekster sprake van een kennelijke beoordelingsfout, waardoor artikel 2, lid 7, sub b, van de basisverordening is geschonden. In ditzelfde verband stelt verzoekster schending van artikel 253 EG voorzover in de bestreden verordening niet wordt aangegeven op welke gronden haar verzoek tot toekenning van de SMO is afgewezen.

Verzoekster komt ook op tegen de afwijzing van haar verzoek om overeenkomstig artikel 11, lid 10, van de basisverordening de antidumpingrechten niet in mindering te brengen van de samengestelde exportprijs, als een kost tussen invoer en wederverkoop. Verzoekster is van mening dat de Raad blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar hij heeft geoordeeld dat de wederverkoopprijzen en de latere verkoopprijzen niet waren gewijzigd in vergelijking met verzoeksters exportprijzen zoals die bij de eerdere onderzoeken waren vastgesteld. Volgens verzoekster was er bij eerdere onderzoeken voor haar geen exportprijs vastgesteld. Verder betoogt verzoekster dat artikel 11, lid 10, niet eist dat de wijziging wordt beoordeeld tegen de achtergrond van bij eerdere onderzoeken vastgestelde exportprijzen.

____________

1 - PB L 183, blz. 1.