Language of document : ECLI:EU:C:2012:219

Zaak C-461/10

Bonnier Audio AB e.a.

tegen

Perfect Communication Sweden AB

(verzoek van het Högsta domstol om een prejudiciële beslissing)

„Auteursrecht en naburige rechten — Gegevensverwerking via internet — Inbreuk op uitsluitend recht — Luisterboeken ter beschikking gesteld door middel van FTP server via internet op door internetprovider verstrekt IP‑adres — Bevel aan internetprovider om naam en adres van gebruiker van IP‑adres te verstrekken”

Samenvatting van het arrest

1.        Harmonisatie van wetgevingen — Bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met aanbieden van openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten of van openbare communicatienetwerken — Richtlijn 2006/24 — Werkingssfeer — Inbreuk op auteursrecht via internet

(Richtlijnen 2002/58, 2004/48, art. 8 en 15, en 2006/24 van het Europees Parlement en de Raad)

2.        Harmonisatie van wetgevingen — Telecommunicatiesector — Verwerking van persoonsgegevens en bescherming van persoonlijke levenssfeer in sector elektronische communicatie — Richtlijn 2002/58 — Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten — Richtlijn 2004/48 — Inbreuk op auteursrecht via internet

(Richtlijnen 2002/58 en 2004/48 van het Europees Parlement en de Raad)

1.        Richtlijn 2006/24 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging van richtlijn 2002/58 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) moet aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan de toepassing van een op artikel 8 van richtlijn 2004/48 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten gebaseerde nationale wettelijke regeling volgens welke een internetprovider met het oog op de identificatie van een internetabonnee of ‑gebruiker kan worden gelast aan een auteursrechthouder of diens rechthebbende informatie te verstrekken over de identiteit van de abonnee aan wie de internetprovider een IP-adres (internetprotocol) heeft toegewezen dat is gebruikt om inbreuk te maken op dit auteursrecht, aangezien een dergelijke wettelijke regeling buiten de werkingssfeer ratione materiae van richtlijn 2006/24 valt.

In de eerste plaats vloeit uit artikel 11, gelezen in samenhang met punt twaalf van de considerans van richtlijn 2006/24, immers voort dat deze richtlijn een bijzondere en welomschreven regeling vormt die afwijkt en in de plaats komt van richtlijn 2002/58 met een algemene draagwijdte en inzonderheid van artikel 15, lid 1, ervan.

In de tweede plaats streeft die nationale wettelijke regeling een ander doel na dan richtlijn 2006/24. Deze regeling heeft immers betrekking op het verstrekken van gegevens in het kader van een civielrechtelijke procedure om een inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten te doen vaststellen, terwijl richtlijn 2006/24 alleen betrekking heeft op de verwerking en de bewaring van door aanbieders van openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten of van openbare communicatienetwerken gegenereerde of verwerkte gegevens voor het onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige criminaliteit en de verstrekking ervan aan de bevoegde nationale autoriteiten. Dienaangaande is de omstandigheid dat de betrokken lidstaat richtlijn 2006/24 nog niet in nationaal recht heeft omgezet ofschoon de termijn daarvoor is verstreken, irrelevant.

(cf. punten 40, 43‑44, 46, 61 en dictum)

2.        Richtlijn 2002/58 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) en richtlijn 2004/48 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling volgens welke een internetprovider met het oog op de identificatie van een internetabonnee of ‑gebruiker kan worden gelast aan een auteursrechthouder of diens rechthebbende informatie te verstrekken over de identiteit van de abonnee aan wie de internetprovider een IP-adres (internetprotocol) heeft toegewezen dat is gebruikt om inbreuk te maken op dit auteursrecht, voor zover deze wettelijke regeling de nationale rechterlijke instantie waarbij door een persoon met procesbevoegdheid een verzoek om een bevel tot mededeling van persoonsgegevens is ingediend, in staat stelt om de in het geding zijnde tegengestelde belangen af te wegen op basis van de concrete omstandigheden van de zaak en daarbij terdege rekening te houden met de uit het evenredigheidsbeginsel voortvloeiende vereisten.

Bij de omzetting van deze richtlijnen in nationaal recht moeten de lidstaten immers er acht op slaan dat zij zich baseren op een uitlegging daarvan die het mogelijk maakt een juist evenwicht tussen de verschillende door de rechtsorde van de Unie beschermde grondrechten te verzekeren. Bij de tenuitvoerlegging van de maatregelen ter omzetting van deze richtlijnen in nationaal recht moeten de autoriteiten en de rechterlijke instanties van de lidstaten vervolgens niet alleen hun nationale recht conform deze richtlijnen uitleggen, maar er ook acht op slaan dat zij zich niet baseren op een uitlegging ervan die in conflict zou komen met die grondrechten of met de andere algemene beginselen van het Unierecht, zoals het evenredigheidsbeginsel.

(cf. punten 56, 61 en dictum)