Language of document : ECLI:EU:T:2011:664

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

15 november 2011

Zaak T‑58/11 P

Michel Nolin

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Bevordering – Intrekking van merite‑ en gratificatiepunten na bevordering op basis van artikel 29 van het Statuut – Rechtsgrondslag – Bevoegdheid van vaststeller van handeling – Non-discriminatiebeginsel”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 1 december 2010, Nolin/Commissie (F‑82/09), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      De hogere voorziening wordt afgewezen. Nolin zal zijn eigen kosten dragen alsmede de kosten die de Commissie in het kader van deze procedure heeft gemaakt.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Bevordering – Procedure – Merite‑ en gratificatiepunten – Met bevorderingsdrempel overeenkomend aantal punten – Aftrek van totaal van door bevorderde ambtenaar verzamelde punten

(Ambtenarenstatuut, art. 29 en 45)

2.      Ambtenaren – Tot aanstelling bevoegd gezag – Bevoegdheden – Bevorderingsronde – Verdeling van zaken – Afwijkingen – Subdelegatie – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Ambtenarenstatuut, art. 2)

1.      Het begrip bevordering in de zin van artikel 29, lid 1, sub a‑iii, van het Statuut moet worden gelezen in het licht van de definitie ervan in artikel 45 van het Statuut en, bijgevolg, overeenstemmen met de op basis daarvan vastgestelde uitvoeringsbepalingen. De behandeling van de kandidaturen voor bevordering in de zin van artikel 29, lid 1, sub a, van het Statuut dient plaats te vinden overeenkomstig de bepalingen van artikel 45 van het Statuut, waartoe noodzakelijkerwijs ook artikel 2, lid 3, van de door de Commissie in 2004 vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 45 van het Statuut behoort, dat uitdrukkelijk bepaalt dat na een bevordering het met de bevorderingsdrempel overeenkomende aantal punten wordt afgetrokken van het totaal van de door de bevorderde ambtenaar verzamelde punten.

Wanneer dit niet zo zou zijn, dan zouden de krachtens artikel 29 van het Statuut bevorderde ambtenaren een groot aantal van de in een lagere rang verzamelde merite‑ en gratificatiepunten kunnen gebruiken voor een nieuwe bevordering, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 45 van het Statuut, krachtens hetwelk de verdiensten van een ambtenaar met het oog op zijn bevordering moeten worden vergeleken met de verdiensten van zijn collega’s in dezelfde rang. Bovendien zouden deze ambtenaren een grotere kans maken op een nieuwe bevordering dan hun collega’s die uitsluitend zijn bevorderd op basis van artikel 45 van het Statuut, hetgeen in strijd zou zijn met het beginsel van gelijke behandeling, dat een algemeen beginsel van het recht van de Europese Unie is en is verankerd in de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(cf. punten 36 en 37)

Referentie:

Hof: 14 september 2010, Akzo Nobel Chemicals en Akcros Chemicals/Commissie e.a., C‑550/07 P, Jurispr. blz. I‑8301, punt 54

Gerecht van eerste aanleg: 26 oktober 1993, Weissenfels/Parlement, T‑22/92, Jurispr. blz. II‑1095, punt 66; 30 september 2003, Kenny/Hof van Justitie, T‑302/02, JurAmbt. blz. I‑A‑235 en II‑1137, punt 56

2.      Subdelegatie of afwijking van de criteria voor de verdeling van de bevoegdheden waarover het tot aanstelling bevoegd gezag op grond van het Statuut beschikt, kan alleen dan tot de nietigheid van een besluit van de administratie leiden, wanneer daardoor afbreuk dreigt te worden gedaan aan een van de door het Statuut aan de ambtenaren verleende waarborgen of aan de voorschriften inzake behoorlijk bestuur op het gebied van personeelsbeheer. Een besluit van de Commissie dat is genomen op basis van artikel 2 van het Statuut impliceert immers een verdeling van zaken binnen de diensten van de Commissie, en niet een strikte verdeling waarvan de niet-inachtneming wordt bestraft door de nietigheid van handelingen die buiten het aangegeven kader zijn verricht.

(cf. punt 49)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 15 september 1998, De Persio/Commissie, T‑23/96, JurAmbt. blz. I‑A‑483 en II‑1413, punt 111; 5 oktober 2009, de Brito Sequeira Carvalho en Commissie/Commissie en de Brito Segueira Carvalho, T‑40/07 P en T‑62/07 P, JurAmbt. blz. I‑B 1‑89 en II‑B‑1‑551, punt 155