Language of document : ECLI:EU:T:2014:679

Zaak T‑59/11

Koinonia Tis Pliroforias Anoichti Stis Eidikes Anagkes – Isotis

tegen

Europese Commissie

„Arbitragebeding – Zesde kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002‑2006) – Access-eGOV-, EU4ALL-, eABILITIES-, Emerge-, Enable- en Ask-It-overeenkomst – eTEN-programma betreffende de transeuropese telecommunicatienetwerken – Navigabile- en Euridice-overeenkomst – Kaderprogramma voor innovatie en concurrentievermogen – T-Seniority-overeenkomst – Betaling van het saldo – Vordering in reconventie – Terugbetaling van de voorschotten – Forfaitaire vergoeding”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 16 juli 2014

1.      Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebeding – Overeenkomst onderworpen aan nationaal recht – Uitlegging van de overeenkomst ten aanzien van het nationale recht – Voorwaarden

(Art. 272 VWEU)

2.      Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebeding – Bevoegdheid van het Gerecht uitsluitend bepaald door artikel 272 VWEU en het arbitragebeding – Toepassing van nationale bevoegdheidsbepalingen – Daarvan uitgesloten

(Art. 272 VWEU)

3.      Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebeding – Overeenkomst waarbij financiële bijstand van de Unie wordt toegekend voor de verwezenlijking van een project op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie – Niet-nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen – Recht van de Commissie op terugbetaling van de bedragen waarvan is geoordeeld dat zij niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, vermeerderd met vertragingsrente – Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel en van het beginsel dat overeenkomsten te goeder trouw moeten worden uitgevoerd

(Art. 272 VWEU)

4.      Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebeding – Overeenkomst waarbij financiële bijstand van de Unie wordt toegekend voor de verwezenlijking van een project op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie – Begunstigde van de bijstand die ernstig tekortschiet in de uit zijn beroep voortvloeiende verplichtingen – Uitsluiting van de procedures voor toekenning van een subsidie

(Art. 272 VWEU; verordening nr. 1605/2002 van de Raad, art. 93, lid 1, sub a en c, 96, lid 2, sub a, en 114, lid 3; verordening nr. 1302/2008 van de Commissie, art. 3)

5.      Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebeding – Overeenkomst waarbij financiële bijstand van de Unie wordt toegekend voor de verwezenlijking van een project op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie – Taal waarin de documenten moeten worden meegedeeld – Vaststelling door het op de overeenkomst toepasselijke recht

(Art. 272 VWEU)

6.      Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebeding – Bevoegdheid van het Gerecht om kennis te nemen van een vordering in reconventie – Grondslag

(Art. 256, lid 1, VWEU en 272 VWEU)

7.      Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebeding – Overeenkomst waarbij financiële bijstand van de Unie wordt toegekend voor de verwezenlijking van een project op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie – Verzoek tot vaststelling dat bepaalde uitgaven voor vergoeding in aanmerking komen en tot betaling van bepaalde bedragen – Vordering in reconventie die in het verweerschrift is geformuleerd en ook vertragingsrente omvat – Ontvankelijkheid

(Art. 272 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht)

8.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Recht op een eerlijk proces – Draagwijdte – Beginsel van equality of arms – Daaronder begrepen

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 73, 83)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 78, 264)

3.      Uitgaven die door de begunstigde van financiële bijstand van de Unie bij de Commissie zijn ingediend op grond van verschillende tussen die begunstigde en de Commissie in het kader van het Zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie, gesloten overeenkomsten, moeten worden geacht niet voor vergoeding in aanmerking te komen wanneer inbreuk is gemaakt op de contractuele bedingen. Dit is het geval wanneer enerzijds wordt vastgesteld dat de boekhouding van die begunstigde niet betrouwbaar is, en anderzijds dat het systeem van werktijdregistratie tekortkomingen en onregelmatigheden vertoont en dat voor de directeur Programma’s overduidelijk te veel werkdagen zijn gedeclareerd.

(cf. punten 85‑89, 94‑102, 108, 110, 112, 115, 123, 126‑130, 137‑143, 146‑149, 164, 240, 241, 296, dictum 2, 3)

4.      In een geval waarin de Commissie een verzoekende partij heeft laten weten dat zij, gelet op de conclusies van een voorlopige audit, van plan was om, enerzijds, haar wegens een ernstige fout in de uitoefening van haar beroep uit te sluiten van een in het kader van het Zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007‑2004) lopende procedure voor de toekenning van een subsidie, en anderzijds, haar wegens de ernstige tekortkoming in haar contractuele verplichtingen een administratieve sanctie op te leggen in de vorm van een uitsluiting gedurende een periode van maximaal vijf jaar van de uit de begroting van de Unie gefinancierde opdrachten en subsidies, is de definitieve opname van de verzoekende partij in de centrale gegevensbank van uitsluitingen objectief gerechtvaardigd en vindt zij haar oorsprong in het gedrag van de verzoekende partij zelf. In dit verband is het van geen belang dat de voorlopige opname van deze verzoekende partij in de centrale gegevensbank van uitsluitingen, waarvoor aanvankelijk als grond de in artikel 93, lid 1, sub c, en artikel 96, lid 2, sub a, van verordening nr. 1605/2002 genoemde gevallen waren genoemd, haar rechtvaardiging in andere omstandigheden vond.

(cf. punten 213, 214, 218)

5.      De taal waarin een auditrapport dat de Commissie heeft opgesteld overeenkomstig de bepalingen van verschillende financiëlebijstandsovereenkomsten die zij met een in een lidstaat gevestigde contractant heeft gesloten in het kader van het Zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie, aan die contractant moet worden meegedeeld, wordt bepaald door het recht dat op die overeenkomsten van toepassing is.

(cf. punt 226)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 264, 265, 269)

7.      Het Reglement voor de procesvoering bevat geen enkele bijzondere eis ter zake van de voorwaarden waaronder een vordering in reconventie waarmee de aanvankelijke verweerder een ander voordeel wil verkrijgen dan de loutere afwijzing van de vorderingen van zijn tegenpartij, ten vervolge op een krachtens een arbitragebeding ingesteld beroep kan worden geformuleerd. Bijgevolg staat a priori niets eraan in de weg dat de verweerder in het kader van een uit een overeenkomst voorvloeiend geding een dergelijke vordering formuleert in het verweerschrift. Deze omstandigheid kan op zichzelf dus niet tot gevolg hebben dat de vordering in reconventie niet-ontvankelijk is.

Daarbij komt dat, gelet op de huidige organisatie van de schriftelijke behandeling in het Reglement voor de procesvoering, wanneer aan de aanvankelijke verweerder de mogelijkheid wordt geboden om een vordering in reconventie in te stellen, daaruit noodzakelijkerwijze volgt dat de aanvankelijke verzoeker slechts één keer – in repliek – een schriftelijk standpunt zal kunnen innemen over die vordering. De aanvankelijke verzoeker kan echter ter terechtzitting antwoorden op de argumenten die de Commissie in dupliek ter zake van de vorderingen in reconventie heeft aangevoerd.

(cf. punten 269, 270, 273, 274)

8.      Het beginsel van equality of arms heeft tot doel, het evenwicht tussen de procespartijen te waarborgen. Het is een logisch gevolg van het begrip eerlijk proces en houdt in dat aan elke partij een redelijke mogelijkheid moet worden geboden om haar zaak, daaronder begrepen haar bewijsmiddelen, onder zodanige omstandigheden voor te dragen dat zij tegenover de tegenpartij niet wezenlijk wordt benadeeld.

(cf. punt 271)