Language of document :

Voorlopige editie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

30 mei 2024 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Consumentenbescherming – Richtlijn 2011/83/EU – Artikel 8, lid 2 – Op elektronische wijze gesloten overeenkomsten op afstand – Op de handelaar rustende informatieverplichtingen – Bestelling die een betalingsverplichting inhoudt – Bestelling door op een knop of een soortgelijke functie op een website te klikken – Verplichting voor de handelaar om op die knop of aan die functie de woorden ‚bestelling met betalingsverplichting’ of een soortgelijke formulering toe te voegen – Voorwaardelijke betalingsverplichting”

In zaak C‑400/22,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Landgericht Berlin (rechter in tweede aanleg Berlijn, Duitsland) bij beslissing van 2 juni 2022, ingekomen bij het Hof op 16 juni 2022, in de procedure

VT,

UR

tegen

Conny GmbH,

wijst

HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: E. Regan, kamerpresident, Z. Csehi, M. Ilešič (rapporteur), I. Jarukaitis en D. Gratsias, rechters,

advocaat-generaal: G. Pitruzzella,

griffier: K. Hötzel, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 27 september 2023,

gelet op de opmerkingen van:

–        VT en UR, vertegenwoordigd door N. Meise, Rechtsanwältin,

–        Conny GmbH, vertegenwoordigd door C. Heber, Rechtsanwältin,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door I. Rubene, E. Schmidt en G. von Rintelen als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 14 november 2023,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2011, L 304, blz. 64).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen VT en UR, de verhuurders van een woning (hierna samen: „verhuurders”), enerzijds, en Conny GmbH, anderzijds, betreffende de rechten van een huurder (hierna: „huurder”) die zijn overgedragen aan Conny, die – als cessionaris van de rechten van deze huurder – van de verhuurders terugbetaling van te veel betaalde huur vordert.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        De overwegingen 4, 5, 7 en 39 van richtlijn 2011/83 luiden als volgt:

„(4)      De interne markt dient volgens artikel 26, lid 2, van het VWEU een ruimte zonder binnengrenzen te omvatten waarin het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging zijn gewaarborgd. Harmonisatie van bepaalde aspecten van overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten consumentenovereenkomsten is noodzakelijk voor de bevordering van een echte interne markt voor de consument, waarbij een juist evenwicht ontstaat tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

(5)      [...] De volledige harmonisatie van consumenteninformatie en van het herroepingsrecht voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten zal [...] bijdragen tot een hoog beschermingsniveau voor de consument en een beter functioneren van de b2c-interne markt.

[...]

(7)      Volledige harmonisatie van een aantal centrale regelgevingsaspecten moet de rechtszekerheid voor zowel de consumenten als de handelaren aanzienlijk verbeteren. Zowel de consumenten als de handelaren moeten kunnen vertrouwen op één enkel regelgevend kader, dat op basis van duidelijk omschreven rechtsbegrippen bepaalde aspecten van b2c-overeenkomsten in de gehele [Europese] Unie regelt. Het effect van dergelijke harmonisatie zou moeten zijn de barrières op te heffen die het gevolg zijn van de versnippering van de regelgeving en de interne markt op dit terrein te voltooien. Het wegnemen van die barrières is alleen mogelijk door uniforme regels op Unieniveau vast te stellen. Bovendien moeten de consumenten een hoog gemeenschappelijk niveau van bescherming genieten in de gehele Unie.

[...]

(39)      Het is bij overeenkomsten op afstand die via een website worden gesloten, van belang ervoor te zorgen dat de consument de belangrijkste onderdelen van de overeenkomst volledig kan lezen en begrijpen, alvorens zijn bestelling te plaatsen. Met het oog daarop dient deze richtlijn te bepalen dat die onderdelen worden vermeld in de nabijheid van de plaats waar om bevestiging van de bestelling wordt gevraagd. Ook is het van belang erop toe te zien dat de consument in dergelijke situaties het tijdstip kan vaststellen waarop hij de verplichting op zich neemt de handelaar te betalen. Daarom dient de aandacht van de consument door middel van een ondubbelzinnige formulering specifiek te worden gevestigd op het feit dat het plaatsen van de bestelling de verplichting tot het betalen van de handelaar met zich meebrengt.”

4        Artikel 1 („Onderwerp”) van deze richtlijn bepaalt:

„Het doel van deze richtlijn is om door de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming bij te dragen aan de goede werking van de interne markt door bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake tussen consumenten en handelaren gesloten overeenkomsten onderling aan te passen.”

5        Artikel 2 („Definities”) van die richtlijn luidt als volgt:

„Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

[...]

7.      ‚overeenkomst op afstand’: iedere overeenkomst die tussen de handelaar en de consument wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van handelaar en consument en waarbij, tot op en met inbegrip van het moment waarop de overeenkomst wordt gesloten, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand;

[...]”

6        Artikel 3 („Toepassingsgebied”) van diezelfde richtlijn bepaalt in leden 1 en 5:

„1.      Deze richtlijn is van toepassing, onder de voorwaarden en in die mate als aangegeven in de bepalingen ervan, op alle tussen een handelaar en een consument gesloten overeenkomsten. [...]

[...]

5.      Voor zover algemene aspecten van het verbintenissenrecht niet bij deze richtlijn worden geregeld, laat deze richtlijn de algemene bepalingen van het nationale verbintenissenrecht, zoals over de geldigheid, het ontstaan of de gevolgen van overeenkomsten, onverlet.”

7        Artikel 4 („Niveau van harmonisatie”) van richtlijn 2011/83 luidt:

„De lidstaten behouden in hun nationale wetgeving geen bepalingen die afwijken van de bepalingen opgenomen in deze richtlijn, met inbegrip van meer of minder strikte bepalingen die een ander niveau van consumentenbescherming waarborgen, of voeren dergelijke bepalingen niet in, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.”

8        Artikel 6 („Informatievoorschriften voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten”) van die richtlijn bepaalt in lid 1:

„Voordat de consument door een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, dan wel een daarmee overeenstemmend aanbod daartoe is gebonden, verstrekt de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie:

a)      de voornaamste kenmerken van de goederen of de diensten, voor zover aangepast [...] aan de gebruikte drager en de goederen of diensten;

[...]

e)      de totale prijs van de goederen of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van het goed of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend, [...];

[...]

o)      de duur van de overeenkomst, voor zover van toepassing, of, wanneer de overeenkomst van onbepaalde duur is of automatisch verlengd wordt, de voorwaarden voor het opzeggen van de overeenkomst;

p)      voor zover van toepassing, de minimumduur van de verplichtingen van de consument uit hoofde van de overeenkomst;

[...]”

9        Artikel 8 („Formele vereisten voor overeenkomsten op afstand”) van deze richtlijn bepaalt in lid 2:

„Indien een overeenkomst op afstand die op elektronische wijze wordt gesloten een betalingsverplichting voor de consument inhoudt, wijst de handelaar de consument op duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst, op de in artikel 6, lid 1, onder a), e), o) en p), genoemde informatie.

De handelaar ziet erop toe dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling, uitdrukkelijk erkent dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Indien het plaatsen van een bestelling inhoudt dat een knop of een soortgelijke functie moet worden aangeklikt, wordt de knop of soortgelijke functie op een goed leesbare wijze aangemerkt met alleen de woorden ‚bestelling met betalingsverplichting’ of een overeenkomstige ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling een verplichting inhoudt om de handelaar te betalen. Indien aan de bepalingen van deze alinea niet is voldaan is de consument niet door de overeenkomst of de bestelling gebonden.”

 Duits recht

10      § 312j van het Bürgerliche Gesetzbuch (burgerlijk wetboek), in de versie die op het hoofdgeding van toepassing is (hierna: „BGB”), bepaalt in leden 3 en 4:

„(3)      Bij [op elektronische wijze gesloten consumentenovereenkomsten met betrekking tot een dienst die door de handelaar onder bezwarende titel wordt verricht] moet de handelaar de bestelsituatie zo vormgeven dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling uitdrukkelijk erkent dat hij een betalingsverplichting aangaat. Indien de bestelling wordt geplaatst door op een knop te klikken, wordt slechts voldaan aan de in de eerste zin bedoelde verplichting van de handelaar indien de knop op een goed leesbare wijze alleen de woorden ‚bestelling met betalingsverplichting’ of een vergelijkbare ondubbelzinnige formulering vermeldt.

(4)      Een [op elektronische wijze gesloten consumentenovereenkomst met betrekking tot een dienst die door de handelaar onder bezwarende titel wordt verricht] komt alleen tot stand wanneer de handelaar voldoet aan zijn verplichting uit hoofde van lid 3.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

11      De verhuurders en de huurder hebben een huurovereenkomst gesloten voor een woning die naar nationaal recht is onderworpen aan een maximale huurprijs, zodat de huurder bij overschrijding van dit maximum recht heeft op terugbetaling van het te veel betaalde huurbedrag.

12      Conny, een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Duits recht en geregistreerd op het gebied van de inning van schuldvorderingen, biedt huurders van appartementen via haar website een lastgevingsovereenkomst aan op grond waarvan zij kan optreden als cessionaris van alle rechten van deze huurders op hun verhuurders in geval van overschrijding van de maximale huurprijs.

13      Om een dergelijke overeenkomst op de website van Conny te sluiten, moeten de huurders instemmen met de algemene voorwaarden van deze vennootschap – waarin wordt aangegeven dat het gaat om een overeenkomst onder bezwarende titel – en vervolgens op een knop klikken om te bestellen. Als tegenprestatie moeten de huurders een vergoeding betalen gelijk aan een derde van de bespaarde jaarlijkse huur indien Conny’s pogingen om hun rechten te doen gelden succesvol zouden zijn en, indien een aanmaning aan de verhuurder zou worden gezonden, een vergoeding gelijk aan de vergoeding die verschuldigd zou zijn aan een advocaat krachtens de bepalingen van de wet op de vergoeding van advocaten.

14      In casu heeft de huurder, aangezien de maandelijkse huurprijs hoger is dan het door de nationale regeling toegestane maximum, met Conny een dergelijke lastgevingsovereenkomst gesloten om zijn rechten tegenover de verhuurders te doen gelden. Daartoe heeft deze huurder zich geregistreerd op de website van Conny, daar een vakje aangekruist om de algemene voorwaarden te aanvaarden en zijn bestelling bevestigd door op de desbetreffende knop te klikken. Vervolgens heeft die huurder een door Conny verstrekt formulier ondertekend, met als opschrift „Bevestiging, volmacht en overdracht, instemming”, dat geen enkele informatie bevatte over een op de huurder rustende betalingsverplichting.

15      Bij brief van 21 januari 2020 heeft Conny bij de verhuurders de rechten van de huurder op grond van de nationale regeling betreffende de hoogte van de huurprijs ingeroepen, met het betoog dat de huurprijs die was bepaald in de tussen deze huurder en de verhuurders gesloten overeenkomst het in die regeling bepaalde maximum overschreed.

16      Aangezien deze brief zonder gevolg bleef, heeft Conny bij het Amtsgericht Berlin-Mitte (rechter in eerste aanleg Berlijn, Duitsland) een vordering ingesteld tegen de verhuurders met betrekking tot de overgedragen rechten.

17      Het Amtsgericht Berlin-Mitte heeft deze vordering toegewezen, met name omdat de gevraagde huurprijs de voor de verhuurders toegestane huurprijs in de door Conny gestelde mate overschreed.

18      De verhuurders hebben tegen dit vonnis beroep ingesteld bij het Landgericht Berlin (rechter in tweede aanleg Berlijn, Duitsland), de verwijzende rechter. Zij hebben met name betoogd dat Conny de rechten van de huurder niet kon doen gelden, aangezien de lastgevingsovereenkomst die tot de overdracht van die rechten heeft geleid, nietig was omdat niet was voldaan aan de vereisten van § 312j, lid 3, tweede volzin, BGB, waarbij artikel 8, lid 2, van richtlijn 2011/83 in de nationaal rechtsorde is omgezet.

19      De verwijzende rechter zet om te beginnen uiteen dat het slagen van dit beroep uitsluitend afhangt van de uitlegging van artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83. In dit verband vraagt hij zich met name af of het vereiste van dit artikel 8, lid 2, gelezen in samenhang met § 312j, leden 3 en 4, BGB, dat de bestelknop een uitdrukkelijke vermelding van de betalingsverplichting in verband met de bestelling of een soortgelijke formulering moet inhouden, van toepassing is in een situatie als die in het hoofdgeding.

20      Deze rechter voert aan dat de betalingsverplichting voor de huurder in casu niet louter voortvloeit uit de bestelling die hij op de website van Conny heeft geplaatst, maar dat daarvoor moet zijn voldaan aan nadere voorwaarden, zoals de succesvolle uitoefening van de rechten van de huurder of het toezenden van een aanmaning aan de verhuurder.

21      Bijgevolg rijst de vraag of artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat een langs elektronische weg gesloten overeenkomst op afstand ook een „betalingsverplichting” in de zin van deze bepaling inhoudt wanneer een tegenprestatie onder bezwarende titel slechts onder bepaalde nadere voorwaarden verschuldigd is, bijvoorbeeld enkel in geval van een eventueel succes of een latere aanmaning aan een derde.

22      De verwijzende rechter merkt op dat de nationale regeling tot omzetting van artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 in de nationale rechtspraak niet uniform wordt uitgelegd.

23      Enerzijds heeft het Bundesgerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken, Duitsland) geoordeeld dat de door § 312j, leden 3 en 4, BGB nagestreefde beschermingsdoelstelling „bij wijze van uitzondering niet wordt aangetast”, aangezien de consument verzoekt om een eventueel reeds bestaand krediet te innen en de vergoeding slechts onder bepaalde voorwaarden aan de handelaar verschuldigd is, namelijk uitsluitend in geval van succes.

24      Anderzijds kennen de lagere nationale rechterlijke instanties en de nationale rechtsleer aan artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 en aan § 312j, leden 3 en 4, BGB een aanzienlijk ruimere werkingssfeer toe. Zij zijn namelijk van mening dat deze bepalingen ook betrekking hebben op rechtshandelingen waarbij de betalingsverplichting slechts indirect voortvloeit uit de sluiting van de overeenkomst of samenhangt met de vervulling van andere voorwaarden of met handelingen van de consument.

25      De verwijzende rechter neigt tot deze laatste uitlegging. Daarvoor pleiten in de eerste plaats de bewoordingen van artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83, waaruit blijkt dat wanneer op een knop moet worden geklikt om een bestelling te plaatsen, dit een bestelling met betalingsverplichting voor de consument „inhoudt”. Het sluiten van een overeenkomst op elektronische wijze houdt echter ook dan reeds een betalingsverplichting in indien het intreden ervan niet dwingend, maar slechts mogelijk of niet volledig uitgesloten is.

26      In de tweede plaats pleiten de betekenis en het doel van artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 voor een ruime uitlegging, in die zin dat zij ook betrekking hebben op overeenkomsten waarbij de huurder de tegenprestatie onder bezwarende titel slechts verschuldigd is onder andere bijzondere voorwaarden, in casu enkel wanneer de rechten van de huurder met succes worden uitgeoefend of in geval van aanmaning. Uit artikel 1 van deze richtlijn en de overwegingen 4, 5 en 7 ervan blijkt immers dat deze richtlijn tot doel heeft een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen door ervoor te zorgen dat consumenten geïnformeerd en beschermd zijn bij transacties met handelaren.

27      Het is echter niet verenigbaar met een dergelijke doelstelling om de bescherming van richtlijn 2011/83 enkel toe te kennen aan consumenten wier latere betalingsverplichting reeds bestond op de datum van sluiting van de overeenkomst, terwijl de consument wiens betalingsverplichting op de datum van sluiting van de overeenkomst nog niet definitief is, maar afhangt van het latere intreden van andere voorwaarden waarop hij geen enkele invloed kan uitoefenen, van deze bescherming wordt beroofd.

28      Een uitlegging die in strijd is met de uitlegging die in de punten 24 tot en met 27 van het onderhavige arrest is uiteengezet, zou leiden tot een aanzienlijke verlaging van het door de Uniewetgever gewenste niveau van consumentenbescherming, of richtlijn 2011/83 zelfs geheel of gedeeltelijk uithollen in omstandigheden als bij de verwijzende rechter aan de orde zijn. Het kan immers niet worden uitgesloten dat handelaren in de toekomst in hun algemene voorwaarden bedingen opnemen die de betalingsverplichting van de consument laten afhangen van het intreden van andere voorwaarden teneinde zich te onttrekken aan de verplichtingen die hun in artikel 8, lid 2, van richtlijn 2011/83 zijn opgelegd.

29      In de derde plaats is de verwijzende rechter van oordeel dat de Uniewetgever, indien hij de informatieverplichting uitsluitend had willen beperken tot een onvoorwaardelijke betalingsverplichting, dit uitdrukkelijk zou hebben gedaan door in de overwegingen of in de bepalingen van richtlijn 2011/83 te vermelden dat het door deze richtlijn gewaarborgde niveau van consumentenbescherming zich niet uitstrekt tot overeenkomsten waarin de betalingsverplichting van de consument op de datum van sluiting ervan nog niet vaststaat. Dat wordt echter nergens in die richtlijn vermeld.

30      Daarom heeft het Landgericht Berlin de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Is het verenigbaar met artikel 8, lid 2, tweede alinea, van [richtlijn 2011/83], wanneer een nationale wettelijke bepaling (in casu § 312j, leden 3 en 4, BGB in de van 13 juni 2014 tot en met 27 mei 2022 geldende versie) aldus wordt uitgelegd, dat de werkingssfeer ervan, net als die van artikel 8, lid 2, tweede alinea, van [richtlijn 2011/83], zich ook uitstrekt tot het geval waarin de consument op het moment van sluiting van een op elektronische wijze tot stand gekomen overeenkomst geen onvoorwaardelijke betalingsverplichting heeft, maar die verplichting pas ontstaat onder bepaalde nadere voorwaarden – bijvoorbeeld uitsluitend wanneer nadien een rechtsvordering die de handelaar in opdracht van de consument heeft ingesteld, succesvol is, of wanneer nadien een aanmaning aan een derde wordt gezonden?”

 Ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing

31      Conny betwist dat de vraag van de verwijzende rechter relevant is en keert zich er met name tegen dat een derde – zoals de verhuurders in het hoofdgeding – zich kan beroepen op een eventueel gebrek in de rechtsbetrekking tussen een consument (cedent) en een handelaar (cessionaris). Dat zou er volgens Conny namelijk toe leiden dat een derde een overeenkomst die de huurder juist met een handelaar heeft gesloten om zijn rechten als consument tegen die derde uit te oefenen, kan neutraliseren.

32      In dit verband dient in herinnering te worden gebracht dat het volgens vaste rechtspraak in het kader van de in artikel 267 VWEU geregelde samenwerking tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties uitsluitend een zaak is van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid voor de te geven rechterlijke beslissing draagt, om, rekening houdend met de bijzonderheden van de zaak, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt, te beoordelen. Wanneer de gestelde vragen betrekking hebben op de uitlegging of de geldigheid van een Unierechtelijke regel, is het Hof derhalve in beginsel verplicht daarop te antwoorden (arrest van 12 oktober 2023, KBC Verzekeringen, C‑286/22, EU:C:2023:767, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

33      Bijgevolg worden vragen die het Unierecht betreffen, vermoed relevant te zijn. Het Hof kan slechts weigeren op een door een nationale rechterlijke instantie gestelde prejudiciële vraag te antwoorden wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging of toetsing van de geldigheid van een regel van het Unierecht geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is of wanneer het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die noodzakelijk zijn om een zinvol antwoord te geven op de gestelde vragen (arrest van 12 oktober 2023, KBC Verzekeringen, C‑286/22, EU:C:2023:767, punt 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

34      In casu hebben de vragen van de verwijzende rechter met name betrekking op de Unierechtconforme uitlegging van § 312j, leden 3 en 4, BGB, waarbij artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 in de nationale rechtsorde is omgezet door in wezen te bepalen dat een lang elektronische weg gesloten consumentenovereenkomst die betrekking heeft op een door de handelaar verrichte prestatie onder bezwarende titel, slechts kan worden geacht tot stand te zijn gekomen indien de handelaar voldoet aan de informatieverplichting die ertoe strekt dat de consument bij zijn bestelling uitdrukkelijk bevestigt dat hij een betalingsverplichting aanvaardt. Artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 bepaalt echter enkel dat wanneer de handelaar de in deze bepaling neergelegde verplichting niet nakomt, de consument niet door de overeenkomst of de bestelling is gebonden.

35      Uit het antwoord van de verwijzende rechter op een verzoek om informatie van het Hof blijkt evenwel dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale wettelijke regeling een derde de mogelijkheid biedt om de geldigheid van een tussen een consument en een handelaar gesloten lastgevingsovereenkomst te betwisten wanneer de handelaar op grond van die overeenkomst namens die consument een rechtsvordering tegen die derde heeft ingesteld. Van deze mogelijkheid kan ook gebruik worden gemaakt wanneer de ter ondersteuning van die vordering aangevoerde rechtsregel uitsluitend strekt tot bescherming van die consument, aangezien hij, zodra de schending van die regel is vastgesteld, de mogelijkheid behoudt om de overeenkomst te bevestigen of een nieuwe overeenkomst met de handelaar te sluiten.

36      Gelet op dit antwoord kan niet worden geoordeeld dat uit de gegevens van het dossier kennelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 geen verband houdt met een reëel geschil en met het voorwerp van het hoofdgeding of dat het vraagstuk van hypothetische aard is.

37      Aangezien het Hof bovendien over alle relevante feitelijke en juridische elementen beschikt die noodzakelijk zijn om een zinvol antwoord te geven op de gestelde vraag, moet worden vastgesteld dat het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing ontvankelijk is.

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

38      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat in het geval van overeenkomsten op afstand die via een website zijn gesloten, de op de handelaar rustende verplichting om ervoor te zorgen dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling uitdrukkelijk een betalingsverplichting aanvaardt, zelfs van toepassing is wanneer de consument de prestatie onder bezwarende titel pas aan die handelaar hoeft te betalen nadat aan een nadere voorwaarde is voldaan.

39      Vooraf moet worden opgemerkt dat een overeenkomst op afstand in artikel 2, punt 7, van richtlijn 2011/83 is gedefinieerd als „iedere overeenkomst die tussen de handelaar en de consument wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van handelaar en consument en waarbij, tot op en met inbegrip van het moment waarop de overeenkomst wordt gesloten, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand”. Hieruit volgt dat een lastgevingsovereenkomst die ertoe strekt de rechten van een huurder jegens de verhuurder te doen gelden en die is gesloten met de handelaar op diens website, zoals de overeenkomst die in het hoofdgeding aan de orde is, onder het begrip „overeenkomst op afstand” valt en dus binnen de werkingssfeer van deze richtlijn, zoals omschreven in artikel 3, lid 1, ervan.

40      Aangezien richtlijn 2011/83 overeenkomstig artikel 4 ervan de wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de daarin opgenomen bepalingen in beginsel volledig harmoniseert, wordt de omvang van de in artikel 8, lid 2, tweede alinea, van die richtlijn opgelegde informatieverplichting, binnen de grenzen van het beginsel van conforme uitlegging, bepaald door de werkingssfeer van het consumentenrecht die is neergelegd in de nationale regeling waarbij deze bepaling van deze richtlijn in de rechtsorde van de lidstaten is omgezet (zie in die zin arrest van 5 oktober 2023, Sofatutor, C‑565/22, EU:C:2023:735, punt 38).

41      Voor de uitlegging van een Unierechtelijke bepaling moet niet alleen rekening worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context en met de doelstellingen die worden nagestreefd met de regeling waarvan zij deel uitmaakt (arrest van 12 oktober 2023, KBC Verzekeringen, C‑286/22, EU:C:2023:767, punt 32).

42      Wat in de eerste plaats de bewoordingen van artikel 8, lid 2, van richtlijn 2011/83 betreft, zij eraan herinnerd dat deze bepaling in de eerste alinea ervan bepaalt dat indien een overeenkomst op afstand die op elektronische wijze wordt gesloten een betalingsverplichting voor de consument inhoudt, de handelaar de consument op duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst, moet wijzen op de in artikel 6, lid 1, van deze richtlijn genoemde informatie, die in wezen betrekking heeft op de voornaamste kenmerken van de goederen of de diensten, de totale prijs, de duur van de overeenkomst en, voor zover van toepassing, de minimumduur van de verplichtingen van de consument.

43      Artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 bepaalt dat de handelaar erop moet toezien dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling uitdrukkelijk erkent dat dit een betalingsverplichting inhoudt. Deze bepaling preciseert dat, ingeval voor het plaatsen van een bestelling op een knop of een soortgelijke functie moet worden geklikt, op de knop of soortgelijke functie op een goed leesbare wijze alleen de woorden „bestelling met betalingsverplichting” moeten staan of een overeenkomstige ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling voor de consument een verplichting inhoudt om de handelaar te betalen en dat de consument anders niet door de overeenkomst of de bestelling is gebonden.

44      Hieruit volgt dat wanneer een overeenkomst op afstand op elektronische wijze wordt gesloten via een bestelprocedure en gepaard gaat met een betalingsverplichting voor de consument, de handelaar deze consument, ten eerste, onmiddellijk vóór het plaatsen van de bestelling de essentiële informatie over de overeenkomst moet verstrekken en, ten tweede, hem er uitdrukkelijk over moet informeren dat hij door de bestelling te plaatsen een betalingsverplichting aangaat (arrest van 7 april 2022, Fuhrmann-2, C‑249/21, EU:C:2022:269, punt 25).

45      Wat deze laatste verplichting betreft, blijkt uit de duidelijke bewoordingen van artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 dat op de bestelknop of soortgelijke functie op een goed leesbare wijze en met ondubbelzinnige woorden een formulering moet worden aangebracht waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling voor de consument een verplichting inhoudt om de handelaar te betalen, en dat alleen de woorden op die knop of soortgelijke functie in aanmerking moeten worden genomen om te bepalen of de handelaar heeft voldaan aan zijn verplichting om ervoor te zorgen dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling uitdrukkelijk erkent dat dit een betalingsverplichting inhoudt (zie in die zin arrest van 7 april 2022, Fuhrmann-2, C‑249/21, EU:C:2022:269, punten 26 en 28).

46      De bewoordingen van artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83, dat de handelaar verplicht om de consument, wanneer die langs elektronische weg een overeenkomst op afstand sluit door middel van een bestelproces dat gepaard gaat met een betalingsverplichting voor de consument, uitdrukkelijk van die verplichting in kennis te stellen voordat de consument zijn bestelling plaatst, maakt geen onderscheid tussen voorwaardelijke en onvoorwaardelijke betalingsverplichtingen.

47      Integendeel, uit deze bewoordingen blijkt dat de in deze bepaling neergelegde informatieverplichting van toepassing is wanneer de geplaatste bestelling een betalingsverplichting „inhoudt”. Hieruit kan worden afgeleid dat de verplichting van de handelaar om de consument te informeren ontstaat op het moment dat de consument er onherroepelijk mee instemt gebonden te zijn door een betalingsverplichting in geval van vervulling van een voorwaarde waarop hij geen invloed heeft, ook al is deze voorwaarde nog niet vervuld.

48      In dit verband heeft het Hof overigens gepreciseerd dat de afronding van een bestelproces waarbij voor de consument een betalingsverplichting ontstaat, een fundamentele stap is, aangezien deze afronding inhoudt dat de consument ermee instemt niet alleen gebonden te zijn door de overeenkomst op afstand, maar ook door de betalingsverplichting (arrest van 7 april 2022, Fuhrmann-2, C‑249/21, EU:C:2022:269, punt 30). Het activeren van een knop of een soortgelijke functie om de bestelling af te ronden, houdt immers juist een verklaring in van de consument dat hij onherroepelijk aanvaardt gebonden te zijn door een betalingsverplichting.

49      Wat in de tweede plaats de context en de doelstellingen van artikel 8, lid 2, van richtlijn 2011/83 betreft, moet worden opgemerkt dat deze bepaling deel uitmaakt van een mechanisme dat berust op een samenstel van bepalingen die, zoals blijkt uit artikel 1 van die richtlijn, gelezen in het licht van de overwegingen 4, 5 en 7 ervan, ertoe strekken een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen door ervoor te zorgen dat consumenten geïnformeerd en beschermd zijn bij transacties met handelaren, waarbij tevens een juist evenwicht moet worden gewaarborgd tussen een hoog niveau van consumentenbescherming en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven (zie in die zin arresten van 7 april 2022, Fuhrmann-2, C‑249/21, EU:C:2022:269, punt 21, en 5 mei 2022, Victorinox, C‑179/21, EU:C:2022:353, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

50      In het bijzonder wordt in overweging 39 van richtlijn 2011/83 benadrukt dat het in dit verband van belang is erop toe te zien dat de consument in dergelijke situaties het tijdstip kan vaststellen waarop hij de verplichting op zich neemt om de handelaar te betalen en door middel van een ondubbelzinnige formulering de aandacht van de consument in het bijzonder te vestigen op het feit dat het plaatsen van de bestelling de verplichting meebrengt om de handelaar te betalen.

51      Zoals de advocaat-generaal in punt 45 van zijn conclusie heeft benadrukt, zou een uitlegging van artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 in die zin dat deze bepaling niet van toepassing is wanneer de consument niet onvoorwaardelijk verplicht is om de handelaar te betalen, maar alleen verplicht is om te betalen voor de prestatie onder bezwarende titel van de handelaar nadat aan een nadere voorwaarde is voldaan, in strijd zijn met de in de punten 49 en 50 van het onderhavige arrest genoemde doelstellingen van deze richtlijn om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen en meer in het bijzonder de aandacht van de consument te vestigen op het feit dat het plaatsen van een bestelling de verplichting meebrengt om die handelaar te betalen.

52      Een dergelijke uitlegging zou er immers toe leiden dat de handelaar niet hoeft te voldoen aan de in die bepaling aan hem opgelegde informatieverplichting om de consument duidelijkheid te verschaffen over de financiële gevolgen van zijn bestelling op het moment waarop deze consument nog van die bestelling kan afzien, maar pas later, wanneer de betaling opeisbaar wordt.

53      Zoals de verwijzende rechter in wezen heeft benadrukt, zou een dergelijke uitlegging handelaren bijgevolg de mogelijkheid bieden om zich te onttrekken aan de in artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 neergelegde informatieverplichting, precies op het moment waarop deze voor de consument nuttig kan zijn, door in hun algemene voorwaarden eenvoudigweg bedingen op te nemen die de betalingsverplichting van de consument afhankelijk stellen van het intreden van objectieve omstandigheden die niet afhangen van de wilsuiting van de consument.

54      Niettemin moet worden benadrukt dat artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 in een dergelijk geval enkel bepaalt dat de consument niet door de betrokken overeenkomst is gebonden. Volgens artikel 3, lid 5, van richtlijn 2011/83 laat deze richtlijn, voor zover daarbij algemene aspecten van het overeenkomstenrecht niet worden geregeld, de algemene bepalingen van het nationale overeenkomstenrecht, zoals over de geldigheid, het ontstaan of de gevolgen van overeenkomsten, onverlet.

55      Bijgevolg laat de in de punten 49 tot en met 53 van het onderhavige arrest gegeven uitlegging de mogelijkheid onverlet dat de consument, nadat hij in een later stadium informatie over de betalingsverplichting heeft verkregen, besluit de gevolgen te handhaven van een overeenkomst of bestelling die hem tot dan toe niet bond omdat de handelaar bij de sluiting ervan de krachtens artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 op hem rustende verplichting niet is nagekomen.

56      Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat in het geval van overeenkomsten op afstand die via een website worden gesloten, de verplichting van de handelaar om ervoor te zorgen dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling uitdrukkelijk instemt met een betalingsverplichting, zelfs van toepassing is wanneer de consument de prestatie onder bezwarende titel van de handelaar pas hoeft te betalen nadat aan een nadere voorwaarde is voldaan.

 Kosten

57      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad

moet aldus worden uitgelegd dat

in het geval van overeenkomsten op afstand die via een website worden gesloten, de verplichting van de handelaar om ervoor te zorgen dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling uitdrukkelijk instemt met een betalingsverplichting, zelfs van toepassing is wanneer de consument de prestatie onder bezwarende titel van de handelaar pas hoeft te betalen nadat aan een nadere voorwaarde is voldaan.

ondertekeningen


*      Procestaal: Duits.