Language of document : ECLI:EU:C:2011:685

Gevoegde zaken C‑509/09 en C‑161/10

eDate Advertising GmbH

tegen

X

en

Olivier Martinez en Robert Martinez

tegen

MGN Limited

(verzoeken van het Bundesgerichtshof en het Tribunal de grande instance de Paris om een prejudiciële beslissing)

„Verordening (EG) nr. 44/2001 – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Bevoegdheid ‚ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad’ – Richtlijn 2000/31/EG – Publicatie van informatie op internet – Aantasting van persoonlijkheidsrechten – Plaats waar schade brengend feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen – Recht dat van toepassing is op diensten van informatiemaatschappij”

Samenvatting van het arrest

1.        Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Bevoegdheid inzake verbintenissen uit onrechtmatige daad – Aantasting van persoonlijkheidsrechten door op internet geplaatste content – Plaats waar schade brengend feit zich heeft voorgedaan – Begrip

(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 3)

2.        Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Bevoegdheid inzake verbintenissen uit onrechtmatige daad – Aantasting van persoonlijkheidsrechten door op internet geplaatste content

(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 3)

3.        Harmonisatie van wetgevingen – Elektronische handel – Richtlijn 2000/31 – Bepalingen betreffende interne markt – Verplichting voor lidstaten, dienstverrichters niet aan strengere eisen te onderwerpen dan die van hun lidstaat van vestiging – Omvang

(Richtlijn 2000/31 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3)

1.        De bijzondere bevoegdheidsregel die artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken bevat in afwijking van het beginsel dat de gerechten van de woonplaats van de verweerder bevoegd zijn, berust op het bestaan van een bijzonder nauwe band tussen de vordering en de rechterlijke instanties van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, op grond waarvan het om redenen verband houdend met een goede rechtsbedeling en nuttige procesinrichting gerechtvaardigd is dat deze laatste bevoegd zijn. De term „plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan” zowel doelt op de plaats van de veroorzakende gebeurtenis als op de plaats waar de schade is ingetreden.

Wanneer een slachtoffer aantasting van een persoonlijkheidsrecht door een op internet geplaatste content aanvoert, moeten evenwel, daar de reikwijdte van de verspreiding van content via internet in beginsel wereldwijd is, wegens de moeilijkheden bij de toepassing van dat criterium van het intreden van schade in verband met de verspreiding van informatie, de aanknopingscriteria worden aangepast in die zin dat het slachtoffer van een dergelijke aantasting zich, afhankelijk van de plaats waar de in de Europese Unie door die aantasting berokkende schade intreedt, voor de volledige schade tot één gerecht kan wenden.

Aangezien de gevolgen van een op internet geplaatste content voor de persoonlijkheidsrechten van een persoon het best kunnen worden beoordeeld door het gerecht van de plaats waar het beweerde slachtoffer het centrum van zijn belangen heeft, beantwoordt het aan het doel van een goede rechtsbedeling, aan dat gerecht bevoegdheid toe te kennen. Die plaats is meestal de gewone verblijfplaats van het slachtoffer, maar het kan ook gaan om een lidstaat waar het slachtoffer niet gewoonlijk verblijft, voor zover uit andere aanwijzingen, zoals de uitoefening van een beroepsactiviteit, kan blijken dat er sprake is van een bijzonder nauwe band met die staat.

De bevoegdheid van het gerecht van de plaats waar het slachtoffer het centrum van zijn belangen heeft, strookt met het doel dat de bevoegdheidsregels voorzienbaar moeten zijn, ook vanuit het oogpunt van de verweerder, aangezien de uitgever van een inbreukmakende content op het moment waarop hij deze op internet plaatst, de centra van de belangen van de bij de content betrokken personen kan kennen. Met het criterium van het centrum van de belangen kan niet alleen de verzoeker gemakkelijk bepalen welk gerecht hij kan aanzoeken, maar kan ook de verweerder redelijkerwijze voorzien voor welk gerecht hij kan worden opgeroepen.

(cf. punten 40‑41, 46‑50)

2.        Artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat in geval van een beweerde aantasting van de persoonlijkheidsrechten door op internet geplaatste content, de persoon die zich gelaedeerd acht een vordering tot vergoeding van de volledige schade kan indienen, hetzij bij de gerechten van de lidstaat waar de uitgever van die content gevestigd is, hetzij bij de gerechten van de lidstaat waar zich het centrum van zijn belangen bevindt. In de plaats van een vordering tot vergoeding van de volledige schade kan die persoon ook een vordering indienen bij de gerechten van elke lidstaat op het grondgebied waarvan een op internet geplaatste content toegankelijk is of is geweest. Deze gerechten kunnen alleen kennisnemen van vorderingen betreffende schade die is veroorzaakt op het grondgebied van de lidstaat van het aangezochte gerecht.

(cf. punt 52, dictum 1)

3.        Artikel 3 van richtlijn 2000/31 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt moet aldus worden uitgelegd dat het geen omzetting in nationaal recht in de vorm van een specifieke conflictregel verlangt. De lidstaten moeten echter, behoudens de volgens de voorwaarden van artikel 3, lid 4, van die richtlijn toegestane afwijkingen, op het gecoördineerde gebied waarborgen dat de verlener van een dienst van de elektronische handel niet wordt onderworpen aan strengere eisen dan die voorzien in het in de lidstaat van vestiging van die dienstverlener toepasselijke materiële recht.

(cf. punt 68, dictum 2)