Language of document :

Beroep ingesteld op 3 september 2010 - Bolloré / Commissie

(Zaak T-372/10)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Bolloré (Ergué-Gabéric, Frankrijk) (vertegenwoordigers: P. Gassenbach, C. Lemaire en O. de Juvigny, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de artikelen 1 en 2 van beschikking C(2010) 4160 def. van de Commissie van 23 juni 2010 betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/36.212 - Zelfkopiërend papier) nietig verklaren;

subsidiair, het bedrag van de aan Bolloré bij artikel 2 van voornoemde beschikking opgelegde geldboete aanzienlijk verminderen;

de Europese Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar beroep vordert verzoekster in hoofdzaak nietigverklaring van beschikking C(2010) 4160 def. van de Commissie van 23 juni 2010 betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/36.212 - Zelfkopiërend papier), vastgesteld door de Commissie naar aanleiding van het arrest van het Hof in zaak C-327/07 P, Bolloré/Commissie, waarin het Hof heeft geoordeeld dat de rechten van de verdediging van Bolloré niet waren geëerbiedigd, aangezien zij niet enkel was beboet als moedervennootschap van Copigraph, maar ook als rechtstreekse en persoonlijke mededader van de inbreuk, hoewel de mededeling van de punten van bezwaar enkel betrekking had op haar aansprakelijkheid als moedervennootschap van Copigraph.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster zes middelen aan:

schending van de artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: "EVRM") en van de artikelen 41, 47 en 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: "Handvest"), aangezien de aan Bolloré opgelegde sanctie de beginselen van legaliteit van strafbare feiten en straffen, rechtszekerheid, persoonlijk karakter van de straffen en het recht op een eerlijk proces miskent, voor zover:

de aan Bolloré als moedervennootschap opgelegde sanctie een schending inhoudt van de in artikel 6 en 7 van het EVRM en artikel 47 en 49 van het Handvest neergelegde beginselen van legaliteit van strafbare feiten en straffen en van rechtszekerheid, alsook van het beginsel van de individuele bestraffing;

de hoorzitting van Bolloré, waaraan geen enkel lid van het college van de Commissie heeft deelgenomen, het in artikel 6 van het EVRM en artikel 41 en 47 van het Handvest neergelegde recht op een eerlijk proces schendt, aangezien Bolloré niet is gehoord door "rechters";

de voorwaarden van de "nieuwe versie" van de oorspronkelijke beschikking om verschillende redenen indruisen tegen het vereiste van onpartijdigheid dat is verbonden aan het in artikel 6 van het EVRM en artikel 41 en 47 van het Handvest neergelegde recht op een eerlijk proces;

schending van artikel 101 VWEU en artikel 25 van verordening nr. 1/20031, aangezien de Commissie Bolloré heeft beboet voor inbreuken die thans zijn verjaard;

schending van het beginsel van gelijke behandeling, doordat Bolloré is veroordeeld als moedervennootschap van Copigraph op het tijdstip van de feiten;

schending van artikel 101 VWEU, artikel 6 EVRM en de artikelen 41 en 47 van het Handvest, doordat een tweede mededeling van punten van bezwaar is betekend binnen een kennelijk onredelijke termijn, waardoor het voor Bolloré definitief onmogelijk was om zich te verweren tegen de grieven betreffende haar aansprakelijkheid als moedervennootschap en haar persoonlijke betrokkenheid bij de inbreuk;

subsidiair, schending van de richtsnoeren van 1998 voor de berekening van geldboeten2, van de beginselen van individualisering van straffen en evenredigheid bij het vaststellen van het bedrag van de geldboete, en van het motiveringsvereiste;

subsidiair, schending van de mededeling van 1996 betreffende het niet opleggen of verminderen van geldboeten3, en van de beginselen van evenredigheid en gelijke behandeling.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen [101 VWEU] en [102 VWEU] (PB 2003, L 1, blz. 1).

2 - Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 15, lid 2, van verordening nr. 17, respectievelijk artikel 65, lid 5, van het EGKS-Verdrag worden opgelegd (PB 1998, C 9, blz. 3).

3 - Mededeling van de Commissie betreffende het niet opleggen of verminderen van geldboeten in zaken betreffende mededingingsregelingen (PB 1996, C 207, blz. 4).